ECLI:NL:HR:2007:BB2964
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- J.C. van Oven
- W.D.H. Asser
- W.J.M. Davids
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen voorlopige machtiging tot opname in psychiatrisch ziekenhuis
In deze zaak heeft de officier van justitie in het arrondissement Zwolle-Lelystad op 23 maart 2007 een verzoek ingediend bij de rechtbank tot het verlenen van een voorlopige machtiging voor de opname van betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis. Dit verzoek was onderbouwd met een geneeskundige verklaring van een psychiater. De rechtbank heeft het verzoek op 5 april 2007 behandeld in aanwezigheid van betrokkene, haar advocaat, een crisisinterventor en enkele vrienden. Na de behandeling heeft de rechtbank op 12 april 2007 de voorlopige machtiging verleend voor een periode van maximaal zes maanden. Betrokkene heeft hiertegen beroep in cassatie ingesteld, waarbij de officier van justitie geen verweerschrift heeft ingediend.
De Hoge Raad heeft de zaak op 21 september 2007 behandeld. De Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en deze beschikking is openbaar uitgesproken door president W.J.M. Davids. De uitspraak bevestigt de beslissing van de rechtbank en onderstreept de noodzaak van zorgvuldige afwegingen bij het verlenen van voorlopige machtigingen in het kader van de geestelijke gezondheidszorg.