ECLI:NL:HR:2007:BB2964

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 september 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R07/131HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • D.H. Beukenhorst
  • O. de Savornin Lohman
  • P.C. Kop
  • J.C. van Oven
  • W.D.H. Asser
  • W.J.M. Davids
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen voorlopige machtiging tot opname in psychiatrisch ziekenhuis

In deze zaak heeft de officier van justitie in het arrondissement Zwolle-Lelystad op 23 maart 2007 een verzoek ingediend bij de rechtbank tot het verlenen van een voorlopige machtiging voor de opname van betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis. Dit verzoek was onderbouwd met een geneeskundige verklaring van een psychiater. De rechtbank heeft het verzoek op 5 april 2007 behandeld in aanwezigheid van betrokkene, haar advocaat, een crisisinterventor en enkele vrienden. Na de behandeling heeft de rechtbank op 12 april 2007 de voorlopige machtiging verleend voor een periode van maximaal zes maanden. Betrokkene heeft hiertegen beroep in cassatie ingesteld, waarbij de officier van justitie geen verweerschrift heeft ingediend.

De Hoge Raad heeft de zaak op 21 september 2007 behandeld. De Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en deze beschikking is openbaar uitgesproken door president W.J.M. Davids. De uitspraak bevestigt de beslissing van de rechtbank en onderstreept de noodzaak van zorgvuldige afwegingen bij het verlenen van voorlopige machtigingen in het kader van de geestelijke gezondheidszorg.

Uitspraak

21 september 2007
Eerste Kamer
Rek.nr. R07/131HR
RM/IS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Betrokkene],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. G.E.M. Later,
t e g e n
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT ZWOLLE - LELYSTAD,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Verzoekster tot cassatie zal hierna worden aangeduid als betrokkene.
1. Het geding in feitelijke instantie
De officier van justitie in het arrondissement Zwolle-Lelystad heeft op 23 maart 2007 onder overlegging van een op 15 maart 2007 ondertekende geneeskundige verklaring van [de psychiater], als de niet bij de behandeling betrokken psychiater, een verzoek ingediend bij de rechtbank aldaar tot het verlenen van een voorlopige machtiging tot het doen opnemen en doen verblijven van betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis.
De rechtbank heeft het verzoek ter terechtzitting van 5 april 2007 mondeling behandeld in aanwezigheid van betrokkene en haar advocaat, de crisisinterventor van GGZ Meregaard en een vriend en een vriendin van betrokkene.
Bij brief van 6 april 2007 heeft de crisisinterventor nadere informatie aan de rechtbank toegezonden.
De advocaat van betrokkene heeft bij brief van 11 april 2007 op die brief gereageerd.
Bij beschikking van 12 april 2007 heeft de rechtbank de verzochte voorlopige machtiging verleend voor de duur van ten hoogste zes maanden.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, P.C. Kop, J.C. van Oven en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de president W.J.M. Davids op 21 september 2007.