ECLI:NL:HR:2007:BB4838
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- J.W. Ilsink
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Opzettelijke overtreding van voorschriften en bedrieglijke bankbreuk door rechtspersoon
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, Economische Kamer, van 25 januari 2006. De verdachte, geboren in 1961, heeft feitelijke leiding gegeven aan verboden gedragingen die in strijd zijn met artikel 82.1 van de Wet toezicht kredietwezen 1992. De Hoge Raad heeft op 6 november 2007 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte zelf, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.A. Franken uit Amsterdam. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat het beroep verworpen moet worden.
De Hoge Raad heeft de middelen van cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 RO, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er geen gronden zijn voor vernietiging van de bestreden uitspraak.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, wat betekent dat de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is gewezen door vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, samen met de raadsheren J.W. Ilsink en W.M.E. Thomassen, en is uitgesproken in aanwezigheid van waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven.