ECLI:NL:HR:2007:BB6200

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R06/184HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot voorlopig getuigenverhoor wegens onvoldoende belang

In deze zaak hebben verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoekster 2], zich tot de rechtbank Amsterdam gewend met een verzoek om een voorlopig getuigenverhoor te bevelen en tien getuigen te horen. Dit verzoek werd ingediend op 13 december 2005. De ING Groep N.V. en ING Bank N.V., als verweerders, hebben het verzoek bestreden. De rechtbank heeft op 1 juni 2006 het verzoek afgewezen, waarna verzoekers hoger beroep hebben ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. Het hof heeft op 21 september 2006 de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. Tegen deze beslissing hebben verzoekers cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft op 16 november 2007 het beroep verworpen en verzoekers veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 341,38 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de in het middel aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat verdere motivering niet nodig was, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Deze beschikking is openbaar uitgesproken door de raadsheren in de samenstelling van de Hoge Raad, waarbij A.M.J. van Buchem-Spapens als voorzitter fungeerde. De beslissing is genomen in het belang van de rechtseenheid en rechtsontwikkeling.

Uitspraak

16 november 2007
Eerste Kamer
Rek.nr. R06/184HR
MK/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
1. [Verzoeker 1],
2. [Verzoekster 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
1. ING GROEP N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
3. [Verweerder 3],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaten: mrs. J. de Bie Leuveling Tjeenk en D. Vlasblom.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] c.s. en ING c.s.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 13 december 2005 ter griffie van de rechtbank Amsterdam ingediend verzoekschrift hebben [verzoeker] c.s. zich gewend tot die rechtbank en verzocht, kort gezegd, een voorlopig getuigenverhoor te bevelen en tien getuigen te horen.
ING c.s. hebben heeft het verzoek bestreden.
De rechtbank heeft bij beschikking van 1 juni 2006 het verzoek afgewezen.
Tegen deze beschikking hebben [verzoeker] c.s. hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij beschikking van 21 september 2006 heeft het hof de bestreden beschikking bekrachtigd.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof hebben [verzoeker] c.s. beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
ING c.s. hebben verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [verzoeker] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van ING c.s. begroot op € 341,38 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A. Hammerstein en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 16 november 2007.