ECLI:NL:HR:2007:BB6200
Hoge Raad
- Cassatie
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- C.A. Streefkerk
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot voorlopig getuigenverhoor wegens onvoldoende belang
In deze zaak hebben verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoekster 2], zich tot de rechtbank Amsterdam gewend met een verzoek om een voorlopig getuigenverhoor te bevelen en tien getuigen te horen. Dit verzoek werd ingediend op 13 december 2005. De ING Groep N.V. en ING Bank N.V., als verweerders, hebben het verzoek bestreden. De rechtbank heeft op 1 juni 2006 het verzoek afgewezen, waarna verzoekers hoger beroep hebben ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. Het hof heeft op 21 september 2006 de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. Tegen deze beslissing hebben verzoekers cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft op 16 november 2007 het beroep verworpen en verzoekers veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 341,38 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de in het middel aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat verdere motivering niet nodig was, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Deze beschikking is openbaar uitgesproken door de raadsheren in de samenstelling van de Hoge Raad, waarbij A.M.J. van Buchem-Spapens als voorzitter fungeerde. De beslissing is genomen in het belang van de rechtseenheid en rechtsontwikkeling.