ECLI:NL:HR:2007:BB6218
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen de hoogte van de opgelegde geldboete in een strafzaak met betrekking tot valsheid in geschrift
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 november 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar was wel veroordeeld tot een geldboete van € 276.000,- voor 'medeplegen van valsheid in geschrift' en 'valsheid in geschrift'. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zou vernietigen, maar enkel voor de hoogte van de opgelegde straf. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak inderdaad vernietigd, maar enkel wat betreft de hoogte van de geldboete, deze werd verlaagd naar € 248.400,-. De Hoge Raad verwierp het beroep voor het overige, waarbij werd opgemerkt dat de motivering van de opgelegde geldboete door het Hof ontoereikend was, gezien de vordering van de Advocaat-Generaal en de argumenten van de verdediging over de draagkracht van de verdachte. Tevens werd vastgesteld dat de redelijke termijn in de cassatiefase was overschreden, wat leidde tot strafvermindering. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door vice-president G.J.M. Corstens en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.M.E. Thomassen, in aanwezigheid van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber.