ECLI:NL:HR:2007:BB7713

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/184HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • J.B. Fleers
  • O. de Savornin Lohman
  • E.J. Numann
  • A. Hammerstein
  • J.C. van Oven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van de Rabobank bij valutatermijntransacties

In deze zaak hebben [eiser] c.s. de Coöperatieve Rabobank Land van Cuijk-Noord U.A. gedagvaard voor de rechtbank 's-Hertogenbosch, waarbij zij vorderden dat de Rabobank toerekenbaar tekortgeschoten zou zijn in haar verplichtingen jegens hen, dan wel onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld. De rechtbank heeft op 21 april 2004 de vorderingen afgewezen. Hierop hebben [eiser] c.s. hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het hof heeft na een tussenarrest op 25 januari 2005 op 25 april 2006 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, onder verbetering en aanvulling van gronden. Tegen dit eindarrest hebben [eiser] c.s. cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft op 30 november 2007 het beroep verworpen en [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De kosten zijn begroot op € 367,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de in het middel aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat dit geen nadere motivering behoeft, gezien artikel 81 RO, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

30 november 2007
Eerste Kamer
Nr. C06/184HR
RM/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiseres 1],
2. [Eiser 2],
beide gevestigd respectievelijk wonende te [plaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. F.E. Vermeulen,
t e g e n
COÖPERATIEVE RABOBANK LAND VAN CUIJK-NOORD U.A.,
gevestigd te Mill, gemeente Mill en Sint Hubert,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J. de Bie Leuveling Tjeenk.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en de Rabobank.
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eiser] c.s. hebben bij exploot van 21 november 2002 de Rabobank gedagvaard voor de rechtbank 's-Hertogenbosch en gevorderd, kort gezegd, te verklaren voor recht dat de Rabobank toerekenbaar tekortgeschoten is in haar verplichtingen jegens [eiser] c.s., althans onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld, met veroordeling van de Rabobank tot vergoeding van de door [eiser] c.s. geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgen de wet.
De Rabobank heeft de vorderingen bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 21 april 2004 de vorderingen afgewezen.
Tegen dit vonnis hebben [eiser] c.s. hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Na een tussenarrest van 25 januari 2005 heeft het hof bij eindarrest van 25 april 2006 het vonnis van de rechtbank, onder verbetering en aanvulling van gronden, bekrachtigd.
Het eindarrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het eindarrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Rabobank heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor de Rabobank mede door mr. G.R. den Dekker, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Rabobank begroot op € 367,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, E.J. Numann, A. Hammerstein en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 30 november 2007.