ECLI:NL:HR:2007:BB7973
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de verdeling van een ontbonden gemeenschap van goederen en de eisen voor nadere bewijslevering in hoger beroep
In deze zaak gaat het om een geschil tussen [eiser] en [verweerster] over de verdeling van een ontbonden gemeenschap van goederen. [Verweerster] heeft [eiser] op 29 mei 2000 gedagvaard voor de rechtbank te Leeuwarden, met als doel de gemeenschap te beschrijven en te waarderen, en [eiser] te veroordelen tot schadevergoeding voor wijzigingen die hij ten nadele van [verweerster] had aangebracht. De rechtbank heeft na verschillende tussenvonnissen op 29 september 2004 een eindvonnis uitgesproken, waarin de verdeling van de gemeenschap werd vastgesteld en [eiser] werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 37.766,87 aan [verweerster].
Tegen dit eindvonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden, dat op 8 februari 2006 het vonnis heeft bekrachtigd. Hierop heeft [eiser] cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en [eiser] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van [verweerster] op nihil zijn begroot. Dit arrest is uitgesproken op 16 november 2007 door de raadsheren P.C. Kop, F.B. Bakels, C.A. Streefkerk en E.J. Numann.