ECLI:NL:HR:2007:BB7973

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/196HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de verdeling van een ontbonden gemeenschap van goederen en de eisen voor nadere bewijslevering in hoger beroep

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [eiser] en [verweerster] over de verdeling van een ontbonden gemeenschap van goederen. [Verweerster] heeft [eiser] op 29 mei 2000 gedagvaard voor de rechtbank te Leeuwarden, met als doel de gemeenschap te beschrijven en te waarderen, en [eiser] te veroordelen tot schadevergoeding voor wijzigingen die hij ten nadele van [verweerster] had aangebracht. De rechtbank heeft na verschillende tussenvonnissen op 29 september 2004 een eindvonnis uitgesproken, waarin de verdeling van de gemeenschap werd vastgesteld en [eiser] werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 37.766,87 aan [verweerster].

Tegen dit eindvonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden, dat op 8 februari 2006 het vonnis heeft bekrachtigd. Hierop heeft [eiser] cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en [eiser] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van [verweerster] op nihil zijn begroot. Dit arrest is uitgesproken op 16 november 2007 door de raadsheren P.C. Kop, F.B. Bakels, C.A. Streefkerk en E.J. Numann.

Uitspraak

16 november 2007
Eerste Kamer
Nr. C06/196HR
MK/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. B.D.W. Martens,
t e g e n
[Verweerster],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
[Verweerster] heeft bij exploot van 29 mei 2000 [eiser] gedagvaard voor de rechtbank te Leeuwarden en gevorderd, na wijziging van eis, kort gezegd:
1. de op 7 oktober 1998 tussen partijen ontbonden gemeenschap te beschrijven en te waarderen;
2. [eiser] ter zake van herstel van de door hem ten nadele van [verweerster] aangebrachte wijzigingen in de feitelijke situatie van de tot de gemeenschap behorende baten te veroordelen om aan de gemeenschap te vergoeden een totaalbedrag van ƒ 88.750,94;
3. [eiser] ter zake van benadeling van de gemeenschap te veroordelen om aan de gemeenschap als schade te vergoeden een bedrag van ƒ 28.100,--;
4. de ontbonden gemeenschap tussen partijen te verdelen waarbij de rechtbank in aanmerking zal nemen de overbedeling van [eiser] tegen vergoeding aan [verweerster] van de overwaarde.
[Eiser] heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft, na tussenvonnissen van 20 maart 2002, 26 februari 2003 en 14 april 2004, bij eindvonnis van 29 september 2004 de verdeling van de gemeenschap van goederen vastgesteld, zoals nader omschreven in het dictum, en [eiser] veroordeeld om, wegens onderbedeling van [verweerster], aan [verweerster] een bedrag van € 37.766,87 te betalen.
Tegen de tussenvonnissen van de rechtbank van 26 februari 2003 en 14 april 2004, alsmede het eindvonnis van de rechtbank van 29 september 2004 heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden.
Bij arrest van 8 februari 2006 heeft het hof de bestreden vonnissen bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerster] is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiser] heeft bij faxbrief van 28 september 2007 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, F.B. Bakels en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 16 november 2007.