ECLI:NL:HR:2008:BC4498
Hoge Raad
- Cassatie
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- J.C. van Oven
- C.A. Streefkerk
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van gezamenlijk ouderlijk gezag en toekenning van eenhoofdig gezag na echtscheiding
In deze zaak gaat het om de beëindiging van gezamenlijk ouderlijk gezag en de toekenning van eenhoofdig gezag aan de moeder na de echtscheiding van partijen. De vader en de moeder waren gehuwd, maar hun huwelijk is ontbonden op 19 januari 2000. Uit dit huwelijk zijn twee minderjarige kinderen voortgekomen. Na meerdere tussenbeschikkingen heeft de rechtbank op 12 juli 2004 de verzoeken van de ouders met betrekking tot het gezag afgewezen, evenals het verzoek van de vader om de gewone verblijfplaats van de kinderen te wijzigen. De rechtbank handhaafde de eerder vastgestelde voorlopige omgangsregeling en verwees de zaak met spoed voor mediation. In afwachting van de resultaten van deze bemiddeling werd de zaak verder aangehouden.
De moeder heeft hoger beroep ingesteld tegen de tussenbeschikking van de rechtbank bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Op 18 april 2007 heeft het hof de bestreden beschikking vernietigd en bepaald dat het gezag over de minderjarige kinderen voortaan alleen aan de moeder toekomt. Het hof heeft de behandeling voor het overige aangehouden en partijen verzocht binnen drie weken schriftelijk te rapporteren over het verloop en de resultaten van de procedure in eerste aanleg. De vader heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van het hof, waarbij de moeder heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de in het cassatiemiddel aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de vader dan ook verworpen, en deze beschikking is openbaar uitgesproken op 4 april 2008.