ECLI:NL:HR:2008:BC5706

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/239HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over rechtsgeldigheid van codicil en onrechtmatige daad van legataris

In deze zaak hebben de eisers, bestaande uit drie personen, een rechtszaak aangespannen tegen de verweerder, met als doel een verklaring voor recht te verkrijgen dat de verweerder onrechtmatig heeft gehandeld jegens hen en de nalatenschap van de erflater, [betrokkene 1]. De eisers vorderden een schadevergoeding van € 451.860,11. De rechtbank 's-Hertogenbosch heeft de verweerder bij tussenvonnis van 12 mei 2004 toegelaten tot bewijslevering, maar heeft in het eindvonnis van 2 februari 2005 de vorderingen van de eisers afgewezen. Hierop hebben de eisers hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 16 mei 2006 de vonnissen van de rechtbank heeft bekrachtigd.

Tegen deze beslissing hebben de eisers cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal, C.L. de Vries Lentsch-Kostense, strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden, en dat nadere motivering niet nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eisers veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op € 5.905,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 18 april 2008.

Uitspraak

18 april 2008
Eerste Kamer
Nr. C06/239HR
IV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiseres 1],
wonende te [woonplaats],
2. [Eiser 2],
3. [Eiser 3],
beiden wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eiser] c.s. hebben bij exploot van 3 december 2002 [verweerder] gedagvaard voor de rechtbank 's-Hertogenbosch en gevorderd, kort gezegd, verklaring voor recht dat [verweerder] jegens hen en jegens de nalatenschap van de erflater [betrokkene 1] onrechtmatig heeft gehandeld, en dat [verweerder] deswege gehouden is tot betaling van een schadevergoeding en veroordeling tot betaling van een bedrag van € 451.860,11.
[Verweerder] heeft verweer gevoerd.
Bij tussenvonnis van 12 mei 2004 heeft de rechtbank [verweerder] toegelaten tot bewijslevering.
De rechtbank heeft bij eindvonnis van 2 februari 2005 de vorderingen van [eiser] c.s. afgewezen.
Tegen de vonnissen van de rechtbank hebben [eiser] c.s. hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij arrest van 16 mei 2006 heeft het hof de vonnissen van de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal C.L. de Vries Lentsch-Kostense strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 5.905,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 18 april 2008.