ECLI:NL:HR:2008:BD5981

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/01356
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • D.H. Beukenhorst
  • A. Hammerstein
  • W.D.H. Asser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale kinderontvoering en de weigeringsgronden van het Haags Kinderontvoeringsverdrag

In deze zaak gaat het om een verzoek tot cassatie van de moeder in een internationale kinderontvoeringskwestie. De Centrale Autoriteit had op 17 oktober 2007 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank 's-Hertogenbosch, waarin werd verzocht om de onmiddellijke terugkeer van de minderjarige kinderen naar België op grond van artikel 12 van het Haags Kinderontvoeringsverdrag (HKOV). De moeder heeft dit verzoek bestreden. De rechtbank heeft op 15 november 2007 beslist dat de kinderen terug moesten naar de vader in België, met een uiterste datum van 23 november 2007 voor de terugkeer. De moeder ging in hoger beroep bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 27 februari 2008 de beschikking van de rechtbank bekrachtigde, maar met de aanpassing dat de moeder de kinderen uiterlijk op 1 april 2008 moest terugbrengen naar België. Indien de moeder hieraan geen gevolg gaf, moesten de kinderen op 2 april 2008 aan de vader worden afgegeven.

De moeder heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de beschikking van het hof. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het hof niet onbegrijpelijk was en dat er geen gevaar bestond dat de vader met de kinderen naar Algerije zou vertrekken. De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda was dat het beroep moest worden verworpen. De Hoge Raad heeft op 11 juli 2008 de beschikking gegeven, waarbij het beroep van de moeder werd verworpen.

Uitspraak

11 juli 2008
Eerste Kamer
08/01356
EV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De moeder],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
DE CENTRALE AUTORITEIT, optredend voor zichzelf en [de vader],
gevestigd te 's-Gravenhage,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de moeder en de Centrale Autoriteit.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 17 oktober 2007 ter griffie van de rechtbank 's-Hertogenbosch ingekomen verzoekschrift heeft de Centrale Autoriteit, optredend voor zichzelf als namens [de vader] (hierna: de vader), zich gewend tot die rechtbank en verzocht, kort gezegd, op de voet van art. 12 HKOV de onmiddellijke terugkeer van de minderjarige kinderen van partijen naar België te gelasten.
De moeder heeft het verzoek bestreden.
De rechtbank heeft bij beschikking van 15 november 2007 de terugkeer van de kinderen naar de vader in België bevolen en bepaald dat de terugkeer uiterlijk op 23 november 2007 moet zijn geëffectueerd.
Tegen deze beschikking heeft de moeder hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Het hof heeft, na mondelinge behandeling, bij beschikking van 27 februari 2008 de bestreden beschikking bekrachtigd met dien verstande dat de moeder de kinderen uiterlijk op 1 april 2008 dient terug te brengen naar België en dat, in geval de moeder hieraan geen gevolg geeft, de kinderen op 2 april 2008 door de moeder aan de vader dienen te worden afgegeven voor terugkeer naar België. Het meer of anders verzochte heeft het hof afgewezen.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A. Hammerstein en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.D.H. Asser op 11 juli 2008.