ECLI:NL:HR:2009:BI0548
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Oordeel over ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie bij overschrijding van de termijn voor vordering tot tenuitvoerlegging van strafvonnissen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juli 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen de Rechtbank te Roermond. Het beroep was ingesteld door de veroordeelde, die zich verzet tegen de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie (OvJ) in zijn vordering tot tenuitvoerlegging van een strafvonnis. De kern van het geschil betrof de vraag of de OvJ niet-ontvankelijk moest worden verklaard vanwege de overschrijding van de termijn van twee weken, zoals bepaald in artikel 18 van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (WOTS). De Rechtbank had geoordeeld dat er geen sanctie was gesteld op de overschrijding van deze termijn en dat de veroordeelde niet in zijn belangen was geschaad. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat de Rechtbank het verweer van de veroordeelde terecht had verworpen. De Hoge Raad stelde vast dat de wet geen sanctie verbindt aan de overschrijding van de termijn en dat de belangen van de veroordeelde niet in het geding waren. De conclusie van de Advocaat-Generaal Jörg was dat het beroep moest worden verworpen, en de Hoge Raad volgde deze conclusie. Het arrest benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de belangen van de betrokken partijen in het licht van de wettelijke bepalingen.