ECLI:NL:HR:2009:BI3455
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de rechter bij het verlenen van machtigingen in psychiatrische zorg
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juni 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de verlening van een machtiging tot voortgezet verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis. De officier van justitie in het arrondissement Rotterdam had op 16 december 2008 een verzoek ingediend bij de rechtbank voor een machtiging tot voortgezet verblijf van de betrokkene in het psychiatrisch ziekenhuis Bavo Europoort. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 december 2008 verklaarde de betrokkene dat zij inmiddels weer thuis verbleef, wat leidde tot de aanhouding van de verdere behandeling van het verzoek. De rechtbank verleende op 30 december 2008 een voorwaardelijke machtiging tot 30 juni 2009, onder de voorwaarde dat de betrokkene zich onder behandeling zou stellen van de behandelaar.
De betrokkene heeft tegen deze beschikking cassatie ingesteld. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank, door ambtshalve een voorwaardelijke machtiging te verlenen in plaats van de gevraagde machtiging, in strijd handelde met artikel 8a van de Wet Bopz. Dit artikel geeft de rechter geen bevoegdheid om een andere machtiging te verlenen dan door de officier van justitie is verzocht. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank en verwees de zaak terug naar de rechtbank voor verdere behandeling en beslissing. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekte tot vernietiging van de bestreden beslissing, wat door de Hoge Raad werd gevolgd.