ECLI:NL:HR:2009:BI3455

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/01324
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechter bij het verlenen van machtigingen in psychiatrische zorg

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juni 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de verlening van een machtiging tot voortgezet verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis. De officier van justitie in het arrondissement Rotterdam had op 16 december 2008 een verzoek ingediend bij de rechtbank voor een machtiging tot voortgezet verblijf van de betrokkene in het psychiatrisch ziekenhuis Bavo Europoort. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 december 2008 verklaarde de betrokkene dat zij inmiddels weer thuis verbleef, wat leidde tot de aanhouding van de verdere behandeling van het verzoek. De rechtbank verleende op 30 december 2008 een voorwaardelijke machtiging tot 30 juni 2009, onder de voorwaarde dat de betrokkene zich onder behandeling zou stellen van de behandelaar.

De betrokkene heeft tegen deze beschikking cassatie ingesteld. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank, door ambtshalve een voorwaardelijke machtiging te verlenen in plaats van de gevraagde machtiging, in strijd handelde met artikel 8a van de Wet Bopz. Dit artikel geeft de rechter geen bevoegdheid om een andere machtiging te verlenen dan door de officier van justitie is verzocht. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank en verwees de zaak terug naar de rechtbank voor verdere behandeling en beslissing. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekte tot vernietiging van de bestreden beslissing, wat door de Hoge Raad werd gevolgd.

Uitspraak

12 juni 2009
Eerste Kamer
09/01324
EV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoekster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt,
t e g e n
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT ROTTERDAM,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als betrokkene en de officier van justitie.
1. Het geding in feitelijke instantie
De officier van justitie in het arrondissement Rotterdam heeft op 16 december 2008, onder overlegging van een ondertekende geneeskundige verklaring en een behandelplan, een verzoek ingediend bij de rechtbank aldaar tot het verlenen van een machtiging tot voortgezet verblijf van betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis.
Bij de mondelinge behandeling van het verzoek op 30 december 2008, in aanwezigheid van de raadsman van betrokkene en de arts [de arts], heeft betrokkene verklaard dat zij inmiddels weer thuis verblijft. De verdere behandeling van het verzoek is op die datum aangehouden tot 20 januari 2009 pro forma om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen desgewenst een verzoek tot het verlenen van een andersoortige machtiging in te dienen.
Op 6 februari 2009 heeft de officier van justitie de rechtbank, onder overlegging van een op 8 januari 2009 ondertekende geneeskundige verklaring en een behandelplan, verzocht tot verlening van een voorwaardelijke machtiging van betrokkene.
Bij beschikking van 30 december 2008 heeft de rechtbank een voorwaardelijke machtiging verleend tot uiterlijk 30 juni 2009, met de voorwaarde dat betrokkene zich onder behandeling stelt van de behandelaar overeenkomstig het overgelegde behandelingsplan.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot vernietiging van de bestreden beslissing en tot verwijzing van de zaak naar de rechtbank te Rotterdam.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) De officier van justitie heeft op 16 december 2008 de rechtbank verzocht een machtiging te verlenen tot voortgezet verblijf van betrokkene in het psychiatrisch ziekenhuis Bavo Europoort te Rotterdam.
(ii) Het verzoek is door de rechtbank behandeld ter terechtzitting van 30 december 2008 in aanwezigheid van onder anderen betrokkene en haar raadsman.
(iii) Blijkens het proces-verbaal van die zitting heeft betrokkene toen verklaard dat zij inmiddels weer thuis verbleef; de raadsman heeft daaraan toegevoegd dat derhalve geen machtiging tot voortgezet verblijf kon worden verleend. De rechtbank heeft, onder verwijzing naar art. 8a Wet Bopz, de verdere behandeling van het verzoek pro forma aangehouden tot 20 januari 2009 om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen een verzoek tot het verlenen van een andersoortige machtiging in te dienen.
(iv) Bij beschikking van 30 december 2008 heeft de rechtbank ten aanzien van betrokkene een voorwaardelijke machtiging verleend met een geldigheidsduur tot 30 juni 2009.
3.2 De rechtbank, die zich afvroeg of een voorwaardelijke machtiging als bedoeld in art. 14a Wet Bopz niet passender zou zijn dan de verzochte machtiging, heeft "met gebruikmaking van art. 8a Wet Bopz" een voorwaardelijke machtiging verleend in plaats van de gevraagde machtiging. Terecht komt onderdeel 2 hiertegen op, nu art. 8a Wet Bopz de rechter geen bevoegdheid geeft ambtshalve een andere machtiging te verlenen dan door de officier van justitie is verzocht (vgl. HR 14 april 2006, nr. R06/12, NJ 2008, 436).
Het middel behoeft voor het overige geen behandeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 30 december 2008;
verwijst de zaak naar die rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 12 juni 2009.