ECLI:NL:HR:2009:BI4693
Hoge Raad
- Cassatie
- J.P. Balkema
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet tijdig indienen van middelen
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie dat is ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De Hoge Raad heeft op 16 juni 2009 uitspraak gedaan in deze zaak, met zaaknummer 09/00509. De verdachte, geboren in 1966 en ten tijde van de betekening gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Amsterdam, locatie Het Veer', heeft geen middelen van cassatie ingediend binnen de wettelijk gestelde termijn. Dit is in strijd met artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De Procureur-Generaal, de heer Fokkens, heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het beroep.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de verdachte niet tijdig door een raadsman een schriftuur met middelen van cassatie heeft ingediend. Hierdoor is het voorschrift van artikel 437, tweede lid, Sv niet nageleefd. De Hoge Raad heeft dan ook geoordeeld dat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen. Dit betekent dat de Hoge Raad de zaak niet inhoudelijk zal behandelen, omdat de formele vereisten voor het indienen van een cassatieberoep niet zijn nageleefd.
De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door de raadsheer J.P. Balkema als voorzitter, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.M.E. Thomassen, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart. De beslissing van de Hoge Raad is dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het beroep, wat een belangrijke uitspraak is in het kader van de ontvankelijkheid van cassatieberoepen.