ECLI:NL:HR:2010:BJ9648
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- C. Schaap
- J.W.M. Tijnagel
- A.H.T. Heisterkamp
- M.W.C. Feteris
- Rechtspraak.nl
Cassatie over verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring van bezwaar inzake aanslag inkomstenbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 januari 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over een verzet tegen de niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaar tegen een aanslag inkomstenbelasting. De Inspecteur had op 1 februari 2005 het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Belanghebbende had op 22 maart 2007 een brief zonder dagtekening ingediend, die door de Inspecteur als beroepschrift werd aangemerkt en doorgestuurd naar de Rechtbank te Haarlem. De Rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna belanghebbende verzet aantekende. De Rechtbank verklaarde dit verzet ook ongegrond, wat leidde tot de cassatieprocedure.
De Hoge Raad oordeelde dat de termijn van één week die de Rechtbank belanghebbende had gegeven om gronden aan te voeren voor zijn verzet, onredelijk kort was. De Rechtbank had niet voldoende rekening gehouden met de omstandigheden van belanghebbende en had ten onrechte geen acht geslagen op de brief van 16 september 2007, waarin belanghebbende zijn beroepschrift aanvulde. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraak van de Rechtbank en verklaarde het verzet tegen de uitspraak van 2 oktober 2007 gegrond. De Hoge Raad gelastte dat de Staat het griffierecht aan belanghebbende vergoedt en reserveerde de beslissing omtrent de kosten van het geding in cassatie tot de einduitspraak.
Deze uitspraak benadrukt het belang van redelijke termijnen in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak voor rechters om rekening te houden met de omstandigheden van de betrokken partijen. De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar de Rechtbank voor verdere behandeling, waarbij ook de ontvankelijkheid van het beroep in overweging moet worden genomen.