ECLI:NL:HR:2010:BL0012

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/05023
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over voorwaardelijke machtiging en opname in psychiatrisch ziekenhuis

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 februari 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de voorwaardelijke machtiging tot opname in een psychiatrisch ziekenhuis. De verzoekster, die in deze procedure optrad als betrokkene, had eerder een voorwaardelijke machtiging gekregen van de rechtbank Amsterdam op 6 augustus 2009. Deze machtiging was verleend voor de duur van zes maanden, met de voorwaarde dat betrokkene zich onder behandeling zou stellen. Op 11 september 2009 heeft de geneesheer-directeur van het psychiatrische ziekenhuis besloten om betrokkene op te nemen, wat leidde tot een verzoek van de officier van justitie aan de rechtbank om deze beslissing te toetsen.

De rechtbank heeft op 6 oktober 2009 betrokkene, bijgestaan door haar raadsvrouwe, en de psychiater gehoord. Vervolgens heeft de rechtbank de officier van justitie verzocht om een verslag van een onafhankelijk psychiatrisch onderzoek. Na het indienen van aanvullende stukken door de officier van justitie en de raadsvrouwe, heeft de rechtbank op 22 oktober 2009 de beslissing van de geneesheer-directeur tot opname gehandhaafd. Betrokkene heeft hiertegen cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leidden tot rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, waarmee de eerdere beslissingen van de rechtbank in stand zijn gebleven.

Uitspraak

19 februari 2010
Eerste Kamer
09/05023
EE/IS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoekster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. G.E.M. Later,
t e g e n
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT AMSTERDAM,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als betrokkene en de officier van justitie.
1. Het geding in feitelijke instantie
De rechtbank Amsterdam heeft bij beschikking van van 6 augustus 2009 ten aanzien van betrokkene een voorwaardelijke machtiging verleend voor de duur van zes maanden, onder de voorwaarde dat betrokkene zich onder behandeling stelt.
De geneesheer-directeur van het psychiatrische ziekenhuis als bedoeld in art. 14a lid 5 BOPZ heeft bij beslissing van 11 september 2009 op de voet van art. 14d BOPZ beslist betrokkene te laten opnemen in dat psychiatrisch ziekenhuis.
De officier van justitie in het arrondissement Amsterdam heeft, op verzoek van betrokkene en onder overlegging van de genoemde beslissing van de geneesheer-directeur, op 22 september 2009 de rechtbank verzocht te beslissen omtrent de beslissing van de geneesheer-directeur.
Nadat de rechtbank betrokkene, bijgestaan door haar raadsvrouwe, alsmede de psychiater op 6 oktober 2009 had gehoord, heeft zij bij tussenbeschikking van diezelfde datum de officier van justitie verzocht een verslag van een onafhankelijk psychiatrisch onderzoek over te leggen.
De officier van justitie heeft bij brief van 13 oktober 2009 een schrijven van de (waarnemend) geneesheer-directeur van 8 oktober 2009 overgelegd. De raadsvrouwe van betrokkene heeft bij brief van 20 oktober 2009 zich daarover schriftelijk over uitgelaten.
Bij eindbeschikking van 22 oktober 2009 heeft de rechtbank de beslissing van de geneesheer-directeur van 11 september 2009 tot opname van betrokkene gehandhaafd.
De beschikkingen van de rechtbank zijn aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen beide beschikkingen van de rechtbank heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.A.M. van Schendel op 19 februari 2010.