ECLI:NL:HR:2010:BM1075
Hoge Raad
- Cassatie
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- J.C. van Oven
- C.A. Streefkerk
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Einde alimentatieplicht bij samenleven als gehuwden
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 juni 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende partneralimentatie. De vrouw, verzoekster tot cassatie, had beroep ingesteld tegen de eindbeschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage, waarin werd geoordeeld over de alimentatieplicht van de man, verweerder in cassatie. De vrouw stelde dat de alimentatieplicht zou eindigen omdat de man samenleefde met een ander als waren zij gehuwd, zoals bedoeld in artikel 1:160 van het Burgerlijk Wetboek. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank en het gerechtshof, waaruit blijkt dat de vrouw geen verweerschrift heeft ingediend en dat de man niet verschenen was in de cassatieprocedure.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal was om het beroep van de vrouw te verwerpen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatierekest waren aangevoerd, niet konden leiden tot cassatie. Dit was volgens de Hoge Raad niet nodig, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft de eindbeschikking van het hof bevestigd en het beroep verworpen, waarmee de alimentatieplicht van de man in stand bleef.
Deze beschikking is openbaar uitgesproken door de raadsheren van de Hoge Raad, waarbij de voorzitter A.M.J. van Buchem-Spapens, samen met J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, de uitspraak heeft gedaan. De uitspraak is van belang voor de interpretatie van de alimentatieplicht in het familierecht, vooral in situaties waarin een van de partijen samenwoont met een ander.