ECLI:NL:HR:2010:BM4385
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Geldigheid inleidende dagvaarding en grondslagverlating in verkeerszaak
In deze zaak gaat het om de geldigheid van de inleidende dagvaarding en de kwalificatie van het bewezenverklaarde feit. De Hoge Raad heeft op 14 september 2010 uitspraak gedaan in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1972, was beschuldigd van het besturen van een motorrijtuig terwijl zijn rijbewijs was ingevorderd. De inleidende dagvaarding was op 12 april 2006 tevergeefs aangeboden, waarna deze op 19 april 2006 werd teruggezonden. De dagvaarding werd uiteindelijk op 8 mei 2006 uitgereikt. De Hoge Raad oordeelt dat de niet-inachtneming van de termijn van zeven dagen, zoals genoemd in het Besluit kennisgeving gerechtelijke mededelingen, niet leidt tot nietigheid van de betekening van de dagvaarding. Dit verzuim is niet met nietigheid bedreigd door de wet, en er zijn geen omstandigheden die tot een andere conclusie zouden moeten leiden.
Daarnaast werd de kwalificatie van het bewezenverklaarde feit door het Hof als een overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 vastgesteld. De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat het Hof ten onrechte de kwalificatie niet heeft verbeterd naar een overtreding van artikel 9, zevende lid, van dezelfde wet. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar enkel wat betreft de kwalificatie van het bewezenverklaarde. De overige onderdelen van het beroep zijn verworpen. De redelijke termijn van de procedure is overschreden, maar dit heeft geen rechtsgevolg voor de uitspraak.