ECLI:NL:HR:2010:BM6176
Hoge Raad
- Cassatie
- B.C. de Savornin Lohman
- J.W. Ilsink
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Vernietiging en vermindering van ontnemingsbedrag in cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juli 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 15 april 2008. Het beroep in cassatie was ingesteld door de betrokkene, vertegenwoordigd door mr. D.V.A. Brouwer, advocaat te Utrecht. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de betrokkene, geboren in 1966, werd aangesproken op een bedrag dat oorspronkelijk was vastgesteld op € 1.175.003,66. De Advocaat-Generaal Hofstee had geconcludeerd tot een vermindering van het ontnemingsbedrag en tot verwerping van het beroep voor het overige. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak gedeeltelijk vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van het opgelegde bedrag. De Hoge Raad heeft het te betalen bedrag vastgesteld op € 1.170.000,-. Daarnaast heeft de Hoge Raad ambtshalve beoordeeld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, was overschreden, wat heeft geleid tot de beslissing om het ontnemingsbedrag te verlagen. Het middel van cassatie kon niet leiden tot vernietiging van de uitspraak, omdat het geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling aan de orde stelde. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart.