ECLI:NL:HR:2010:BN1379
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- W.A.M. van Schendel
- W.D.H. Asser
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Cassatie over vervroegde onteigening en eigendom van niet benodigde percelen na Koninklijk Besluit
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 september 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende onteigeningsrecht. De zaak betreft de vervroegde onteigening van percelen door de Gemeente Lansingerland. Eiser 1 en Eiser 2, beiden wonende te [woonplaats], hebben beroep in cassatie ingesteld tegen een tussenvonnis van de rechtbank Rotterdam. Dit tussenvonnis was onderdeel van een eerder geding waarin de rechtbank op 16 april 2008 een vonnis had gewezen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere arresten en vonnissen die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak, waaronder een arrest van de Hoge Raad van 20 februari 2009.
De kern van de zaak draait om de vraag of de eigendom van de niet benodigde gedeelten van de percelen, die na het Koninklijk Besluit tot goedkeuring van het besluit van de gemeenteraad tot onteigening zijn ontstaan, weer geleverd kan worden aan de onteigende partijen vóór de datum waarop de dagvaarding tot onteigening is uitgebracht. De Hoge Raad heeft zich gebogen over de schending van artikelen 17, 18, 22 en 111 lid 2 van de Onteigeningswet en de vraag of er sprake is van een redelijkheidstoets of volledige toetsing van besluiten in de administratieve onteigeningsfase, zoals bedoeld in artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft het beroep van de eisers verworpen en hen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Gemeente zijn begroot op € 384,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak is gedaan door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter, samen met de raadsheren E.J. Numann, J.C. van Oven, W.A.M. van Schendel en W.D.H. Asser, en is openbaar uitgesproken door raadsheer F.B. Bakels.