ECLI:NL:HR:2010:BO0187

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/00853
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gerechtelijke vaststelling van vaderschap met betrekking tot een minderjarige

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 december 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap. De man, die als verwekker van het kind wordt erkend, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage. De beschikking van het hof, die op 2 december 2009 is gegeven, bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank 's-Gravenhage van 26 mei 2008. De man was de verzoeker tot cassatie, terwijl de bijzonder curator en de moeder als verweerders in cassatie zijn aangemerkt. De advocaat van de man was mr. J.C.J. Smallenbroek, terwijl mr. Lammert van Dijk de bijzonder curator vertegenwoordigde. De moeder werd bijgestaan door mr. L. van den Eshof.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de klachten die in de cassatie zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, wat inhoudt dat de klachten geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de man dan ook verworpen, waarmee de eerdere beslissingen van de lagere rechters in stand zijn gebleven.

Deze beschikking is openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann, en de uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in zaken die betrekking hebben op de vaststelling van vaderschap en de rol van bijzondere curatoren in dergelijke procedures.

Uitspraak

3 december 2010
Eerste Kamer
10/00853
DV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. J.C.J. Smallenbroek,
t e g e n
mr. Lammert VAN DIJK, in zijn hoedanigheid van bijzonder curator over de minderjarige [het kind],
kantoorhoudende te 's-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. L. van Dijk,
als belanghebbende is aangemerkt:
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
BELANGHEBBENDE in cassatie,
advocaat: mr. L. van den Eshof.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man, de bijzonder curator en de moeder.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 291679 van de rechtbank 's-Gravenhage van 26 mei 2008,
b. de beschikking in de zaak 200.014.310/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 2 december 2009.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De bijzonder curator en de moeder hebben verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en W.A.M van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 3 december 2010.