ECLI:NL:HR:2010:BO0187
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Gerechtelijke vaststelling van vaderschap met betrekking tot een minderjarige
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 december 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap. De man, die als verwekker van het kind wordt erkend, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage. De beschikking van het hof, die op 2 december 2009 is gegeven, bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank 's-Gravenhage van 26 mei 2008. De man was de verzoeker tot cassatie, terwijl de bijzonder curator en de moeder als verweerders in cassatie zijn aangemerkt. De advocaat van de man was mr. J.C.J. Smallenbroek, terwijl mr. Lammert van Dijk de bijzonder curator vertegenwoordigde. De moeder werd bijgestaan door mr. L. van den Eshof.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de klachten die in de cassatie zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, wat inhoudt dat de klachten geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de man dan ook verworpen, waarmee de eerdere beslissingen van de lagere rechters in stand zijn gebleven.
Deze beschikking is openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann, en de uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in zaken die betrekking hebben op de vaststelling van vaderschap en de rol van bijzondere curatoren in dergelijke procedures.