ECLI:NL:HR:2010:BO1628
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J.W. Ilsink
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van de dagvaarding in hoger beroep wegens gebrekkige betekening
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 december 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft de nietigheid van de dagvaarding in hoger beroep van een verdachte, die in eerste aanleg was veroordeeld door de politierechter in de Rechtbank te Amsterdam. De verdachte had in de procedure aangegeven dat hij op een ander adres woonde dan het adres dat in de basisadministratie was geregistreerd. De Hoge Raad oordeelde dat de dagvaarding in hoger beroep niet rechtsgeldig was betekend, omdat niet was aangetoond dat er pogingen waren gedaan om de dagvaarding op het door de verdachte opgegeven adres uit te reiken. De Hoge Raad benadrukte dat, volgens artikel 588 van het Wetboek van Strafvordering, een dagvaarding moet worden uitgereikt aan de griffier van de rechtbank als de geadresseerde niet als ingezetene is ingeschreven en er geen feitelijke woon- of verblijfplaats bekend is. In dit geval was er geen bewijs dat de dagvaarding was geprobeerd te betekenen op het adres dat de verdachte had opgegeven tijdens de eerdere zitting. De Hoge Raad vernietigde daarom de bestreden uitspraak van het Hof en verklaarde de dagvaarding in hoger beroep nietig.