ECLI:NL:HR:2010:BO1628

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/02965
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van de dagvaarding in hoger beroep wegens gebrekkige betekening

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 december 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft de nietigheid van de dagvaarding in hoger beroep van een verdachte, die in eerste aanleg was veroordeeld door de politierechter in de Rechtbank te Amsterdam. De verdachte had in de procedure aangegeven dat hij op een ander adres woonde dan het adres dat in de basisadministratie was geregistreerd. De Hoge Raad oordeelde dat de dagvaarding in hoger beroep niet rechtsgeldig was betekend, omdat niet was aangetoond dat er pogingen waren gedaan om de dagvaarding op het door de verdachte opgegeven adres uit te reiken. De Hoge Raad benadrukte dat, volgens artikel 588 van het Wetboek van Strafvordering, een dagvaarding moet worden uitgereikt aan de griffier van de rechtbank als de geadresseerde niet als ingezetene is ingeschreven en er geen feitelijke woon- of verblijfplaats bekend is. In dit geval was er geen bewijs dat de dagvaarding was geprobeerd te betekenen op het adres dat de verdachte had opgegeven tijdens de eerdere zitting. De Hoge Raad vernietigde daarom de bestreden uitspraak van het Hof en verklaarde de dagvaarding in hoger beroep nietig.

Uitspraak

7 december 2010
Strafkamer
Nr. 09/02965
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 9 september 2008, nummer 23/003897-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. C.F. van Drumpt, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot nietigverklaring van de dagvaarding in hoger beroep.
2. Beoordeling van de middelen
2.1. De middelen klagen over het oordeel van het Hof dat de dagvaarding in hoger beroep rechtsgeldig is betekend. Zij lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
2.2. De stukken van het geding houden het volgende in.
(a) Het proces-verbaal van de terechtzitting van de politierechter in de Rechtbank te Amsterdam van 5 juni 2007 waar de verdachte, nadat de zaak was behandeld, is veroordeeld, houdt in dat de verdachte aldaar heeft opgegeven in de GBA te zijn ingeschreven op het adres [a-straat 1] te [plaats] en te verblijven op het adres [b-straat 1] te [plaats].
(b) Op 14 juni 2007 is namens de verdachte tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. De daarvan opgemaakte akte vermeldt als adres van de verdachte: [...]
(c) Een akte van uitreiking, gehecht aan het dubbel van de dagvaarding van de verdachte om te verschijnen op de terechtzitting van het Gerechtshof te Amsterdam van 9 september 2008, houdt in dat die dagvaarding, na een vergeefse poging tot uitreiking aan het adres [a-straat 1] te [plaats], op 18 juli 2008 is uitgereikt aan de (waarnemend) griffier van de Rechtbank te Amsterdam, "omdat van de geadresseerde geen woon- of verblijfplaats in Nederland bekend is", en dat die dagvaarding op dezelfde datum als gewone brief is verzonden aan genoemd adres.
(d) Een tweede aan dat dubbel gehechte akte van uitreiking houdt in dat de dagvaarding op 18 juli 2008 is uitgereikt aan de (waarnemend) griffier van de Rechtbank te Amsterdam, "omdat van de geadresseerde geen woon- of verblijfplaats in Nederland bekend is".
(e) Een aan dat dubbel gehecht GBA-overzicht van 18 juli 2008 houdt in dat de verdachte van 17 augustus 2006 tot 21 januari 2008 op het adres [a-straat 1] te [plaats] stond ingeschreven en dat van hem vanaf 21 januari 2008 geen vaste woon- of verblijfplaats bekend is.
(f) Een aan dat dubbel gehecht formulier van het Ressortsparket houdt in dat de verdachte ten tijde van de dagvaarding in hoger beroep, vier dagen voor de dag van de terechtzitting en op de dag van de terechtzitting niet gedetineerd was.
(g) Op de terechtzitting van het Hof van 9 september 2009 is de verdachte niet verschenen en is tegen hem verstek verleend. Het proces-verbaal van die terechtzitting vermeldt dat de verdachte "niet ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens en zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats" is.
2.3. Ingevolge art. 588, eerste lid aanhef en onder b sub 3°, Sv wordt een dagvaarding uitgereikt aan de griffier van de rechtbank indien de geadresseerde niet als ingezetene is ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens noch een feitelijke woon- of verblijfplaats van hem bekend is. Onbekendheid van een feitelijke woon- of verblijfplaats kan evenwel niet worden aangenomen, indien niet is getracht de uitreiking van de dagvaarding te doen plaatsvinden op een uit de stukken van het geding blijkend - voor de hand liggend en niet door een latere opgave achterhaald - adres dat redelijkerwijs als feitelijke woon- of verblijfplaats van de verdachte zou kunnen gelden, zoals het adres dat de verdachte op de (laatste) terechtzitting in feitelijke aanleg heeft opgegeven (vgl. HR 12 maart 2002, LJN AD5163, NJ 2002/317 rov. 3.24 sub b).
2.4. Mede gelet hierop en in aanmerking genomen dat uit de stukken niet blijkt dat is getracht de appeldagvaarding uit te reiken aan het hiervoor onder 2.2 sub (a) vermelde adres [b-straat 1] te [plaats], zodat ervan moet worden uitgegaan dat dit niet is geschied, is het oordeel van het Hof dat de verdachte behoorlijk is gedagvaard, niet zonder meer begrijpelijk.
2.5. De middelen zijn terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven. De Hoge Raad zal de appeldagvaarding om doelmatigheidsredenen nietig verklaren.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
verklaart de dagvaarding in hoger beroep nietig.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 7 december 2010.