ECLI:NL:HR:2010:BO5801

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/03483
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de vraag of een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan door opvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 december 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser] tegen de Tennisvereniging Westzaan (TVW). De kwestie betrof de vraag of er tussen de werknemer en de inlener sprake was van opvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, waardoor een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zou zijn ontstaan. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de kantonrechter te Zaandam en een arrest van het gerechtshof te Amsterdam, waaruit blijkt dat de werknemer in een uitleningssituatie werkzaam was. De advocaat van [eiser] heeft de zaak toegelicht, maar TVW is niet verschenen. De Advocaat-Generaal M.H. Wissink heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [eiser] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van TVW op nihil zijn begroot. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden, en dat verdere motivering niet nodig is, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann.

Uitspraak

24 december 2010
Eerste Kamer
09/03483
TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. M. de Boorder,
t e g e n
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid TENNISVERENIGING WESTZAAN,
gevestigd te Zaandam, gemeente Zaanstad,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en TVW.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 349718 / CV EXPL 07-3213 van de kantonrechter te Zaandam van 2 augustus 2007 en 24 juli 2008;
b. het arrest in de zaak 200.017.847/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 12 mei 2009.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen TVW is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van TVW begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren J.C. van Oven, W.A.M. van Schendel, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 24 december 2010.