ECLI:NL:HR:2011:BP0631
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot wijziging van gezag over minderjarige
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 maart 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een verzoek tot wijziging van het gezag over een minderjarige. De vader, verzoeker tot cassatie, heeft beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage, die op 13 januari 2010 was gegeven. De moeder, verweerder in cassatie, heeft verzocht het beroep van de vader te verwerpen. De advocaat van de vader was mr. R.T.R.F. Carli, terwijl de moeder werd bijgestaan door mr. M. de Boorder.
De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar eerdere beschikkingen van de rechtbank 's-Gravenhage van 21 september 2005 en 30 september 2008, alsook naar de beschikking van het hof. De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer was dat het beroep van de vader moest worden verworpen. De Hoge Raad heeft de aangevoerde klachten in de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie konden leiden. Dit was in overeenstemming met artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de vader verworpen, en deze beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de rechtspraktijk rondom gezagswijzigingen en de belangen van minderjarigen.