ECLI:NL:HR:2011:BP9861
Hoge Raad
- Cassatie
- J.C. van Oven
- W.A.M. van Schendel
- W.D.H. Asser
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige overheidsdaad en de toepassing van strafvorderlijke maatregelen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 april 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser] tegen de Staat der Nederlanden. De zaak betreft een onrechtmatige overheidsdaad en de vraag of er ten onrechte strafvorderlijke maatregelen zijn toegepast. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam en een arrest van het gerechtshof te Amsterdam, waartegen [eiser] beroep in cassatie heeft ingesteld. De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier was om het cassatieberoep te verwerpen, wat de Hoge Raad uiteindelijk ook deed. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie konden leiden. Dit was in overeenstemming met artikel 81 RO, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft [eiser] bovendien veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 1.571,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokken partijen zijn aangeduid als [eiser] en de Staat.