ECLI:NL:HR:2011:BR2046

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/04956
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over onrechtmatige daad en verjaring in exploitatie tankstation

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 september 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen PeHa Ontwikkeling B.V. en Esso Nederland B.V. De zaak betreft een geschil over onrechtmatige daad, specifiek gerelateerd aan de exploitatie van een tankstation en de gevolgen van bodemverontreiniging. PeHa, de eiseres tot cassatie, had eerder in de feitelijke instanties verloren en stelde beroep in cassatie in tegen het arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 15 juni 2010 was gewezen. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen van de rechtbank Breda en het arrest van het hof, die de basis vormden voor de cassatieprocedure. De advocaat-generaal J. Spier adviseerde om het beroep te verwerpen, en de Hoge Raad volgde dit advies. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van PeHa niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet relevant waren voor de rechtsontwikkeling of rechtseenheid. De Hoge Raad heeft PeHa bovendien veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 4.596,34. Dit arrest benadrukt de strikte toepassing van de regels omtrent verjaring in het kader van onrechtmatige daad en de verantwoordelijkheden van exploitanten van tankstations met betrekking tot bodemverontreiniging.

Uitspraak

23 september 2011
Eerste Kamer
10/04956
RM/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
PEHA ONTWIKKELING B.V.,
gevestigd te Alkmaar,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
ESSO NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Breda,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. G. Snijders, thans mr. J.W.H. van Wijk.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als PeHa en Esso.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 154499/HA ZA 05-2037 van de rechtbank Breda van 31 januari 2007 en 7 januari 2009;
b. het arrest in de zaak HD 200.032.350 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 15 juni 2010.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft PeHa beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Esso heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor Esso mede door mr. G.C. Nieuwland, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt PeHa in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Esso begroot op € 2.396,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 23 september 2011.