ECLI:NL:HR:2011:BR2090
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de bestreden uitspraak en vermindering van de gevangenisstraf in cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 september 2011 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 2 april 2010 was gewezen. De verdachte, geboren in 1969 en wonende te [woonplaats], had beroep ingesteld tegen de opgelegde straf. De advocaat van de verdachte, mr. R.J. Baumgardt, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de opgelegde straf zou verlagen, maar het beroep voor het overige zou verwerpen.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De gevangenisstraf is verminderd tot 23 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Het beroep is voor het overige verworpen. De Hoge Raad heeft in zijn overwegingen aangegeven dat de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, en dat dit geen nadere motivering behoeft, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Een van de middelen betrof de klacht dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, in de cassatiefase was overschreden omdat de stukken te laat door het Hof waren ingezonden. Dit middel is gegrond bevonden, wat heeft geleid tot de vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat er geen grond aanwezig is om de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, en heeft zijn beslissing als volgt geformuleerd.