ECLI:NL:HR:2011:BR2105
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van gevangenisstraf door de Hoge Raad wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 september 2011 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1958 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Rijnmond, locatie De Schie' te Rotterdam, had beroep in cassatie ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof. De advocaat van de verdachte, mr. E.J.W.F. Deen, heeft een middel van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er meer dan zestien maanden zijn verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep, wat leidt tot de conclusie dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is overschreden. Dit heeft geleid tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van zeven jaren naar zes jaren en elf maanden.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. Het beroep is voor het overige verworpen. De Hoge Raad oordeelt dat het middel niet tot cassatie kan leiden en dat er geen andere gronden zijn voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak. De beslissing is genomen door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar gemaakt op 6 september 2011.