ECLI:NL:HR:2011:BR3026
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van beroepen in cassatie tegen beschikking tot verlening van verlof op basis van Italiaans rechtshulpverzoek
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van de beroepen in cassatie van X en Y tegen een beschikking van de Rechtbank te Amsterdam, gegeven naar aanleiding van een Italiaans rechtshulpverzoek. De beschikking betreft het verlenen van verlof als bedoeld in artikel 552p, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad oordeelt dat volgens artikel 445 van het Wetboek van Strafvordering beroep in cassatie tegen beschikkingen alleen openstaat in de gevallen die in dat wetboek zijn bepaald. Aangezien er geen bepaling is die het mogelijk maakt voor anderen dan het openbaar ministerie en de klager om cassatie in te stellen tegen een beschikking als deze, zijn X en Y niet-ontvankelijk in hun beroep.
De betrokkenen hebben geen klaagschrift ingediend en kunnen daarom niet als klagers worden aangemerkt. De Hoge Raad verwijst naar eerdere jurisprudentie (HR 19 december 2006, LJN AZ1670) ter ondersteuning van zijn beslissing. De uitspraak is gedaan door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en M.A. Loth, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 11 oktober 2011. De Advocaat-Generaal Knigge had geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkenen in het cassatieberoep, wat door de Hoge Raad is bevestigd.