ECLI:NL:HR:2011:BU7268
Hoge Raad
- Cassatie
- C. Schaap
- J.W.M. Tijnagel
- A.H.T. Heisterkamp
- M.W.C. Feteris
- R.J. Koopman
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de gevolgen van overlijden voor schuldig erkende bedragen in het recht van successie
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende, X te Z, Australië, tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 15 februari 2011, betreffende een aanslag in het recht van successie. De belanghebbende ontving een aanslag in het recht van successie na het overlijden van haar moeder, die haar enige erfgename was. De moeder had in de jaren 1996 tot en met 2001 aan belanghebbende bedragen schuldig erkend via onderhandse akten, maar deze bedragen werden door de Inspecteur niet als schuld op de verkrijging in aftrek toegelaten. De Rechtbank te Arnhem had het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de aanslag verminderd tot nihil, maar het Hof vernietigde deze uitspraak voor zover de aanslag was vernietigd en bevestigde de aanslag voor het overige.
De Hoge Raad oordeelt dat de schenkingen, zoals vastgelegd in de onderhandse akten, pas opeisbaar waren na het overlijden van de erflaatster. Dit betekent dat de schenkingen niet als schuld in mindering komen op de met het recht van successie belaste verkrijging, omdat zij niet zijn uitgevoerd tijdens het leven van de erflaatster. De Hoge Raad bevestigt het oordeel van het Hof dat de schenkingen zijn vervallen op grond van artikel 7:177, lid 1, BW, dat bepaalt dat een schenking vervalt met het overlijden van de schenker als deze pas na het overlijden van de schenker moet worden uitgevoerd.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond, en oordeelt dat de klachten van belanghebbende niet tot cassatie kunnen leiden. De proceskosten worden niet toegewezen, omdat de Hoge Raad geen termen aanwezig acht voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen op 9 december 2011 door de Hoge Raad, met C. Schaap als voorzitter en vier andere raadsheren.