ECLI:NL:HR:2012:BU7364

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/01383
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging kinderalimentatie en beoordeling van draagkracht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 februari 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een verzoek tot wijziging van kinderalimentatie. De verzoeker, een man wonende in België, heeft cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De man verzocht om een aanpassing van de kinderalimentatie op basis van artikel 1:401 van het Burgerlijk Wetboek, waarbij hij stelde dat zijn draagkracht door onredelijk hoge woonlasten was aangetast. De vrouw, de verweerder in cassatie, heeft geen verweerschrift ingediend en was niet verschenen tijdens de procedure.

De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Breda en het gerechtshof, die beide in het voordeel van de vrouw waren. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die door de man zijn aangevoerd in zijn cassatieberoep niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat de Hoge Raad niet verplicht is om nadere motivering te geven als de klachten niet leiden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad verwerpt het beroep van de man, waarmee de eerdere beslissingen van de lagere rechters in stand blijven. De uitspraak is openbaar uitgesproken door de vice-president van de Hoge Raad, W.A.M. van Schendel, en de beslissing is genomen door de raadsheren F.B. Bakels, W.D.H. Asser en C.E. Drion.

Uitspraak

10 februari 2012
Eerste Kamer
11/01383
EE/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats], België,
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 212290 FA RK 09-5196 van de rechtbank Breda van 16 maart 2010;
b. de beschikking in de zaak 200.068.090/01 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 21 december 2010.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren F.B. Bakels, als voorzitter, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president W.A.M. van Schendel op 10 februari 2012.