ECLI:NL:HR:2012:BU9891

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/04468
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit bij verkoop bedrijfspand en de toepassing van een exoneratieclausule

In deze zaak gaat het om de verkoop van een bedrijfspand door Alcoa Nederland B.V. aan een verweerster, waarbij de oppervlakte van het pand in de verkoopbrochure onjuist was vermeld. Alcoa had in december 2006 het pand verkocht, waarbij de oppervlakte in de verkoopdocumenten werd aangegeven als circa 12.000 m². Na de verkoop bleek de werkelijke oppervlakte echter slechts circa 10.185 m² te zijn. De verweerster vorderde schadevergoeding op basis van non-conformiteit, omdat de werkelijke oppervlakte aanzienlijk kleiner was dan in de verkoopbrochure vermeld.

De Hoge Raad oordeelde dat het hof in zijn eerdere uitspraak onvoldoende rekening had gehouden met alle relevante omstandigheden, waaronder het feit dat Alcoa niet op de hoogte was van de onjuiste oppervlakte en dat de verweerster een ervaren handelaar in onroerend goed was. Het hof had het beroep van Alcoa op een exoneratiebeding in de transportakte onterecht als onaanvaardbaar beoordeeld zonder alle relevante feiten en omstandigheden in overweging te nemen. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het gerechtshof en verwees de zaak terug naar het gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van alle omstandigheden bij de beoordeling van de redelijkheid en billijkheid van een beroep op een exoneratiebeding. De Hoge Raad stelde dat het hof niet voldoende had gemotiveerd waarom het beroep op het exoneratiebeding in deze specifieke situatie niet geaccepteerd kon worden, en dat het hof niet was ingegaan op de door Alcoa aangevoerde argumenten. De zaak is van belang voor de rechtsontwikkeling op het gebied van koopovereenkomsten en de toepassing van exoneratieclausules.

Uitspraak

17 februari 2012
Eerste Kamer
10/04468
RM/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
ALCOA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Drunen, Gemeente Heusden,
EISERES tot cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. K.G.W. van Oven, thans mr. R.P.J.L. Tjittes,
t e g e n
[Verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. J.P. Heering en mr. R.A.A. Duk, thans mr. P.A. Ruig.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Alcoa en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 163072 / HA ZA 07-1838 van de rechtbank Arnhem van 5 maart 2008, 28 mei 2008 en 26 november 2008;
b. het arrest in de zaak 200.028.341 van het gerechtshof te Arnhem van 6 juli 2010.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft Alcoa beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor Alcoa toegelicht door haar advocaat alsmede door mr. L. van den Eshof, advocaat bij de Hoge Raad, en voor [verweerster] door mr. M. Ynzonides en mr. Y.O. Jansen, advocaten te Amsterdam.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot vernietiging van het bestreden arrest, met verdere beslissingen als gebruikelijk.
De advocaat van [verweerster] heeft bij brief van 6 januari 2012 op de conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Alcoa heeft in december 2006 een bedrijfspand in Geldermalsen verkocht aan [verweerster].
(ii) In uitingen die van de zijde van Alcoa zijn gedaan - te weten: een verkoopbord en een verkoopbrochure - wordt de oppervlakte van het gebouwde gedeelte van het verkochte object vermeld als circa 12.000 m² en circa 11.940 m². Deze gegevens zijn ontleend aan een aanvankelijke berekening, gemaakt door DTZ Zadelhoff v.o.f.
(iii ) Alcoa heeft Savills Nederland B.V. (hierna: Savills) als makelaar ingeschakeld. Savills heeft de verkooptransactie Alcoa/[verweerster] als makelaar begeleid. Daartoe heeft zij onder meer de genoemde verkoopbrochure opgesteld. In die verkoopbrochure staat aangegeven dat de daarin vermelde informatie geheel vrijblijvend is en dat ten aanzien van de juistheid (daarvan) geen aansprakelijkheid kan worden aanvaard.
(iv) In de loop van de onderhandelingen is aan [verweerster] een huurovereenkomst met betrekking tot het bedrijfspand ter hand gesteld. Ook daarin wordt een oppervlakte van circa 12.000 m² genoemd.
(v) Art. 2 lid 2 van de transportakte luidt: "Indien de door de verkoper opgegeven maat of grootte of de verdere omschrijving van het verkochte niet juist of niet volledig zijn, zal geen van partijen daaraan enig recht ontlenen."
(vi) Na de levering is vastgesteld dat de oppervlakte van het gebouwde deel van het verkochte beduidend kleiner is, namelijk (circa) 10.185 m².
3.2.1 [Verweerster] heeft, voor zover in cassatie van belang, gevorderd dat Alcoa en Savills hoofdelijk worden veroordeeld tot vergoeding van de schade die zij stelt te hebben geleden doordat het bedrijfspand een aanmerkelijk kleinere gebouwde oppervlakte heeft dan tot de kooptransactie is medegedeeld. De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen.
3.2.2 Tegen dat vonnis is [verweerster] in hoger beroep gekomen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en Alcoa en Savills veroordeeld tot betaling van € 279.660,--, te vermeerderen met de wettelijke rente. Zowel Alcoa als Savills is van dat arrest in cassatie gekomen. Het cassatieberoep van Savills is aanhangig in de zaak met nummer 10/04521, waarin eveneens vandaag uitspraak wordt gedaan.
3.3.1 Onderdeel 4.1-4.5 van het middel klaagt over het oordeel van het hof in rov. 4.3 met betrekking tot het beroep van Alcoa op het (hiervoor in 3.1 onder (v) weergegeven) beding in art. 2 lid 2 van de transportakte. Het hof heeft dat beding, in cassatie onbestreden, aangemerkt als een exoneratiebeding. Het hof becijfert dat de schade wegens gederfde huurinkomsten van [verweerster] € 55.932,-- per jaar bedraagt en overweegt: "Mede gelet op de omvang van het bedrag aan gederfde inkomsten dat [verweerster] aldus jaarlijks mist, acht het hof (het beroep van Alcoa op) voornoemd beding in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar."
3.3.2 De klacht behelst onder meer dat het hof niet is ingegaan op alle relevante omstandigheden, waaronder die welke door Alcoa zijn aangevoerd, zoals de omstandigheden dat Alcoa er niet van op de hoogte was dat de oppervlakte kleiner was dan opgegeven en dat haar derhalve geen verwijt treft, en dat [verweerster] een ervaren handelaar in onroerend goed is en met de bepaling bewust het risico heeft aanvaard dat de oppervlakte kleiner was dan vermeld. Deze klacht treft doel. Het hof heeft in de aangehaalde overweging onvoldoende inzicht gegeven in zijn gedachtegang. Indien het heeft geoordeeld dat de enkele omstandigheid dat [verweerster] door de kleinere oppervlakte jaarlijks een aanzienlijk bedrag aan huurinkomsten derft, reeds aan het beroep op het exoneratiebeding in de weg staat, ongeacht de overige omstandigheden van het geval, getuigt zijn oordeel van een onjuiste rechtsopvatting. Indien het hof echter heeft geoordeeld dat naast de omvang van de gederfde huurinkomsten ook andere omstandigheden meebrengen dat het beroep van Alcoa op het exoneratiebeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, heeft het zijn oordeel ontoereikend gemotiveerd, nu het niet heeft vermeld op welke andere omstandigheden het dat oordeel "mede" heeft gebaseerd, en het bovendien geen aandacht heeft geschonken aan de door Alcoa aangevoerde omstandigheden.
3.4 De overige klachten van het middel kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het gerechtshof te Arnhem van 6 juli 2010;
verwijst het geding naar het gerechtshof te 's-Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt [verweerster] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Alcoa begroot op € 6.345,07 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, C.A. Streefkerk, M.A. Loth en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 17 februari 2012.