ECLI:NL:HR:2012:BV9197
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen een veroordeling wegens overtreding van de Leerplichtwet
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 april 2012 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de verdachte, die was veroordeeld door het Gerechtshof te Amsterdam voor een overtreding van de Leerplichtwet 1969. De verdachte, geboren in 1976 en woonachtig in [woonplaats], had een beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het Hof, dat op 21 juni 2010 had geoordeeld. De advocaat van de verdachte, mr. P. Lesquillier, heeft middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het beroep.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld aan de hand van artikel 427, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Dit artikel bepaalt dat een verdachte niet in haar beroep in cassatie kan worden ontvangen indien de opgelegde straf niet hoger is dan een geldboete van € 250,- of een vrijheidsstraf van maximaal 5 dagen. In dit geval was de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 250,-, subsidiair 5 dagen hechtenis, wat betekent dat de Hoge Raad oordeelde dat de verdachte niet-ontvankelijk was in haar beroep.
De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de beslissing van het Gerechtshof en onderstreept de strikte voorwaarden waaronder een beroep in cassatie kan worden ingesteld. De Hoge Raad heeft de verdachte derhalve niet-ontvankelijk verklaard in het beroep, en dit arrest is uitgesproken door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.