ECLI:NL:HR:2012:BV9197

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/01031
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen een veroordeling wegens overtreding van de Leerplichtwet

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 april 2012 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de verdachte, die was veroordeeld door het Gerechtshof te Amsterdam voor een overtreding van de Leerplichtwet 1969. De verdachte, geboren in 1976 en woonachtig in [woonplaats], had een beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het Hof, dat op 21 juni 2010 had geoordeeld. De advocaat van de verdachte, mr. P. Lesquillier, heeft middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het beroep.

De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld aan de hand van artikel 427, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Dit artikel bepaalt dat een verdachte niet in haar beroep in cassatie kan worden ontvangen indien de opgelegde straf niet hoger is dan een geldboete van € 250,- of een vrijheidsstraf van maximaal 5 dagen. In dit geval was de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 250,-, subsidiair 5 dagen hechtenis, wat betekent dat de Hoge Raad oordeelde dat de verdachte niet-ontvankelijk was in haar beroep.

De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de beslissing van het Gerechtshof en onderstreept de strikte voorwaarden waaronder een beroep in cassatie kan worden ingesteld. De Hoge Raad heeft de verdachte derhalve niet-ontvankelijk verklaard in het beroep, en dit arrest is uitgesproken door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

17 april 2012
Strafkamer
nr. S 11/01031
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 21 juni 2010, nummer 23/001136-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P. Lesquillier, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het beroep.
1.2. De raadsvrouwe heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Het Hof heeft de verdachte ter zake van een overtreding (art. 2, eerste lid, Leerplichtwet 1969) veroordeeld tot een geldboete van € 250,-, subsidiair 5 dagen hechtenis. De verdachte kan, gelet op art. 427, tweede lid, Sv niet in haar beroep in cassatie worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 17 april 2012.