ECLI:NL:HR:2012:BV9208
Hoge Raad
- Cassatie
- W.A.M. van Schendel
- H.A.G. Splinter-van Kan
- J. Wortel
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep en toetsingsruimte in cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 mei 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep omdat hij geen schriftuur met grieven had ingediend en ook geen mondelinge bezwaren had opgegeven. De Hoge Raad herhaalt de relevante overwegingen uit een eerdere uitspraak (LJN BK0910) met betrekking tot de toetsingsruimte in cassatie van een oordeel dat is gegrond op artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad oordeelt dat de beslissing van het Hof om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren niet onbegrijpelijk is, ook zonder nadere motivering. De argumenten die de verdachte aanvoert over gebreken in het vonnis in eerste aanleg worden door de Hoge Raad verworpen, omdat deze niet afdoen aan de niet-ontvankelijkheid in hoger beroep. De Hoge Raad concludeert dat de klacht van de verdachte faalt en verwerpt het beroep.