ECLI:NL:HR:2012:BV9223
Hoge Raad
- Cassatie
- W.A.M. van Schendel
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijk verklaring in hoger beroep door het Hof en de gevolgen daarvan voor de verdachte
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 april 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was in hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard door het Hof, omdat hij en zijn raadsman niet verschenen op de rolzitting en geen schriftelijke grieven hadden ingediend. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat de verdachte zijn bezwaren tegen het vonnis niet mondeling had opgegeven. De Hoge Raad stelde vast dat de mededeling van de Advocaat-Generaal dat de inhoudelijke behandeling op een latere zitting zou plaatsvinden, impliceerde dat de verdachte op die latere zitting de gelegenheid zou hebben om zijn bezwaren te uiten. Het Hof had dit niet in aanmerking genomen, waardoor de niet-ontvankelijk verklaring onbegrijpelijk was. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof voor een inhoudelijke behandeling van het hoger beroep. Dit arrest benadrukt het belang van de juiste toepassing van artikel 416 van het Wetboek van Strafvordering, dat de rechten van de verdachte in het hoger beroep waarborgt.