ECLI:NL:HR:2012:BW7951

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/00508
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping bewijsverweer in cassatie tegen geweldpleging

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juni 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was betrokken bij een geweldsdelict dat op 1 januari 2008 in Zandvoort plaatsvond, waarbij het slachtoffer, [slachtoffer 1], ernstig gewond raakte. De verdachte heeft in cassatie aangevoerd dat de bewezenverklaring van het geweld niet voldoende gemotiveerd was, en dat de verklaringen van de aangever en getuigen inconsistent waren. De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat de middelen van de verdachte niet opgingen. De Hoge Raad verwees naar eerdere jurisprudentie, waarin werd vastgesteld dat feiten of omstandigheden die in een rechterlijke uitspraak worden vermeld als gronden voor het weerleggen van een verweer inzake de betrouwbaarheid van bewijsmiddelen, niet de eis van nauwkeurigheid hoeven te voldoen. De Hoge Raad concludeerde dat het Hof voldoende bewijs had voor de betrokkenheid van de verdachte bij de geweldpleging, ondanks de ontlastende verklaringen van de aangever en zijn vriendin. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de uitspraak van het Hof, waarmee de veroordeling van de verdachte in stand bleef.

Uitspraak

12 juni 2012
Strafkamer
nr. S 11/00508
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 15 juli 2010, nummer 23/002683-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A.M. Seebregts, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van de middelen
2.1. De middelen klagen dat het Hof de bewezenverklaring van feit 1 ontoereikend heeft gemotiveerd. De middelen lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
2.2. Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat:
"hij op 1 januari 2008 te Zandvoort met een ander, op de openbare weg, de Haltestraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit het [slachtoffer 1]
- met kracht met een tot de vuistgebalde hand in gezicht slaan en vervolgens
- van achteren in een wurggreep nemen ten gevolge waarvan [slachtoffer 1] in ademnood kwam en vervolgens
- naar de grond werken en op de grond houden en vervolgens
- terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag meermalen met kracht met de tot vuist gebalde hand in het gezicht slaan en/of vervolgens met kracht met de geschoeide voet tegen de rug en/of romp, schoppen/trappen"
2.3.1. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL 1243/08-000171 van 9 januari 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina's 131 tot en met 134).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 9 januari 2008 tegenover opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] afgelegde verklaring van aangever [slachtoffer 1]:
Op 1 januari 2008 rond 03.00 uur ben ik samen met mijn vriendin [betrokkene 1] van huis richting café [A] in de Haltestraat te Zandvoort gegaan alwaar ik drie jongens zag staan. Toen die jongens op een vervelende toon iets naar mijn vriendin riepen, ben ik er op afgestapt om te vragen wat zij over haar te zeggen hadden. Eén van de jongens haalde meteen naar mij uit met een gesloten vuist; ik dook weg en werd niet geraakt. Daarop heeft die jongen mij direct in een wurggreep genomen. Hij heeft me naar de grond gewerkt en bleef mij in een wurggreep houden.
Een andere jongen begon mij met zijn vuist te slaan. Achteraf heb ik van [betrokkene 1] gehoord dat dit [betrokkene 2] is geweest. [Betrokkene 2] sloeg mij met zijn rechter gebalde vuist een keer of tien hard op mijn rechter jukbeen, waarbij ik hevige pijn voelde. Ondertussen werd ik ook door [betrokkene 2] geschopt op de linkerzijde van mijn romp en linkerzijde van mijn rug, wat verschrikkelijk veel pijn deed. Nadat [betrokkene 2] mij ongeveer vijftien keer had getrapt, begon hij weer op mijn gezicht te stompen. Terwijl dit gebeurde, werd ik door de andere jongen in een wurggreep gehouden. De artsen hebben vastgesteld dat door dit geweld mijn rechter jukbeen op drie plaatsen is gebroken en dat de ribben aan de linkerzijde van mijn lichaam en mijn rugspier zwaar zijn gekneusd. Een week later ben ik geopereerd aan mijn rechter jukbeen waarbij het jukbeen met ijzeren plaatjes is gereconstrueerd.
2. Een proces-verbaal van verhoor met nummer PL 1243/08-000171 van 18 januari 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina's 55 tot en met 60).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 18 januari 2008 tegenover opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 2] afgelegde verklaring van [betrokkene 2]:
Tijdens Oud en Nieuw was ik in gezelschap van [betrokkene 3] en [verdachte]. [Verdachte] wordt ook wel [verdachte] of [verdachte] genoemd. We zijn tijdens Oud en Nieuw bij [D] geweest, waar we rond 3 uur vertrokken en zijn teruggelopen naar de [B]. Ik hoorde op een gegeven moment [betrokkene 3] zeggen: hé [betrokkene 1]. Zij was met een vriend die ik niet kende. Ik zag in een boekje bij de rechter dat die vriend [slachtoffer 1] heet.
Ik zag dat die vriend van [betrokkene 1] [betrokkene 3] aansprak. Hij deed dit op een zeer agressieve en opdringerige toon. [Verdachte] nam het op voor [betrokkene 3]. [Betrokkene 3] is een klein mannetje van ongeveer 1.65m lang en had zijn haar laten groeien tot zwarte krullen. [Verdachte] en [slachtoffer 1] kregen een handgemeen en sloegen met vuisten naar elkaar. [Verdachte] was in een verliezende situatie en vroeg mij om hulp. Ik heb hem (het hof begrijpt [slachtoffer 1]) toen een paar keer in zijn gezicht geslagen. [Verdachte] pakte [slachtoffer 1] van achteren vast in een nekklem. Toen [slachtoffer 1] hierdoor half op de grond en half in de lucht hing, heb ik hem met mijn rechtervuist in zijn gezicht geslagen.
3. Een proces-verbaal van verhoor van getuige in de wettelijke vorm opgemaakt door mr. Goedhuis-Visser, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank te Haarlem.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 2 januari 2010 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van [betrokkene 2]:
Op de avond van 31 december 2007 op 2008 hebben [verdachte] en ik samen gevochten. Ik weet dat duizend procent zeker. Ik heb Oud en Nieuw met [verdachte] doorgebracht. [Betrokkene 3] en [betrokkene 4] waren er ook bij.
[Betrokkene 5] was er zeker niet bij aanwezig.
4. Een proces-verbaal van verhoor met nummer LE1243/08-000171 van 9 januari 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (doorgenummerde pagina's 146 tot en met 148).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 9 januari 2008 tegenover opsporingsambtenaar [verbalisant 3] afgelegde verklaring van [betrokkene 6]:
Op oudejaarsavond ben ik na 2.00 uur Zandvoort ingegaan. Ik ging naar café [C] om vrienden gelukkig Nieuwjaar te wensen. Toen ik op gegeven moment uit het raam keek zag ik ter hoogte van café [A] een nichtje van mij, genaamd [betrokkene 1] staan. Links van haar lagen twee jongens en daarboven hing de mij bekende [betrokkene 2]. Ik zag dat de twee jongens op de grond aan het vechten waren. Ik zag dat [betrokkene 2] op de rug en in de nek van het latere slachtoffer aan het beuken was. Een blanke en Turkse jongen lagen op de grond. De Turk sloeg het slachtoffer die de klappen probeerde af te weren. [Betrokkene 2] sloeg het slachtoffer op zijn rug en zij, waarbij het slachtoffer alleen nog maar kon afweren. Op dat moment hield de Turk het slachtoffer nog steeds vast. Op het moment dat ik [betrokkene 2] van het slachtoffer aftrok en het slachtoffer weer weet op te staan, haalde de Turk met zijn rechtervuist minimaal vier keer uit in het gezicht van bet slachtoffer. Ik hoorde de botten in zijn gezicht kraken. Ik zag dat het slachtoffer op de grond viel, weer opstond en nog twee klappen kreeg, waarbij hij bij de laatste klap knock-out ging. De Turk is toen nog een keer op hem afgestapt om hem een klap te geven. Die Turk kan ik omschrijven als:
- 1.75 meter lang;
- ongeveer 18 tot 22 jaar oud;
- beetje lang zwart haar;
- goed Nederlands sprekend met licht accent.
5. Een proces-verbaal van verhoor met nummer PL1243/08-000171 van 21 januari 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina's l54 en 155).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 21 januari 2008 tegenover opsporingsambtenaar [verbalisant 2] afgelegde verklaring van [betrokkene 4]:
U vraagt mij wie er allemaal bij mij waren met de viering van oud en nieuw. Ik was samen met [betrokkene 3], [betrokkene 2] en [verdachte] (bijnaam [verdachte]). Ze zijn allemaal apart gekomen maar ik weet niet precies hoe laat. Ik weet wel dat ze allemaal voor 24.00 bij mij waren. We zijn vervolgens ook met z'n vieren naar [D] gegaan.
6. Proces verbaal van verboor met nummer PL1228/08-001820 van 18 januari 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] (doorgenummerde pagina's 268 en 269).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 18 januari 2008 tegenover opsporingsambtenaar [verbalisant 4] afgelegde verklaring van [betrokkene 7]:
Ik begrijp dat u mij wilt horen met betrekking tot oud en nieuw. U zegt mij dat [verdachte] (het hof begrijpt bij het noemen van deze naam telkens: de verdachte) vast zit en heeft verklaard dat hij met oud en nieuw bij mij was. Ik kan u hierover het volgende verklaren. Ik ken [verdachte] van school en ga incidenteel met hem om. U vraagt mij hoe [verdachte] genoemd wordt. Dat is [verdachte] of [verdachte] (fonetisch). [verdachte] had aan mij gevraagd of ik - indien ik een verklaring zou moeten afleggen - tegenover de politie zou willen verklaren dat hij bij mij was met oud en nieuw. Nu ik weet waarover het gaat kan ik zeggen dat ik die avond bij een andere vriend was. Ik ben niet met [verdachte] geweest en ga dus ook niet verklaren dat dit wel zo is geweest."
2.3.2. Het Hof heeft ten aanzien van de bewijsvoering voorts nog het volgende overwogen:
"De raadsman van verdachte heeft opgeworpen dat niet kan worden bewezen dat verdachte het hem onder 1 ten laste gelegde feit heeft gepleegd, omdat aangever [slachtoffer 1] en getuige [betrokkene 1] een voor hem ontlastende verklaring hebben afgelegd. De raadsman vindt dat verdachte om die reden van dit feit moet worden vrijgesproken.
Zowel [slachtoffer 1] als zijn vriendin [betrokkene 1] hebben aanvankelijk op onderscheidenlijk 9 en 10 januari 2008 tegenover de politie verklaard dat de tweede persoon die bij de geweldpleging tegen [slachtoffer 1] betrokken was een zekere '[betrokkene 5]' betrof. Tijdens de behandeling ter terechtzitting van 18 juni 2009 heeft [betrokkene 1] vervolgens verklaard dat deze tweede persoon niet [betrokkene 5], maar '[betrokkene 5]' heette. Op dat moment kende zij zijn achternaam niet.
De naam [betrokkene 5] is door [betrokkene 1] en [slachtoffer 1] in hoger beroep op onderscheidenlijk 21 januari en 29 januari 2010 tegenover de rechter-commissaris opnieuw genoemd. Zij wisten toen inmiddels dat zijn achternaam [achternaam betrokkene 5] luidde.
Daarnaast heeft [betrokkene 1] ter terechtzitting van 18 juni 2009 als getuige verklaard dat zij verdachte niet herkende en dat hij zeker niet aanwezig is geweest bij de geweldpleging tegen haar vriend [slachtoffer 1].
Het hof is ondanks deze (uiteindelijk) voor verdachte ontlastende verklaringen van [slachtoffer 1] en [betrokkene 1] van oordeel dat verdachte wel degelijk betrokken is geweest bij de geweldpleging tegen [slachtoffer 1].
Uit de stukken van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep blijkt het volgende:
- medeverdachte [betrokkene 2] heeft op 18 januari 2008 tegenover de politie verklaard dat hij met verdachte betrokken is geweest bij de geweldpleging tegen [slachtoffer 1] op 1 januari 2008. [Betrokkene 2] heeft hierover een gedetailleerde verklaring afgelegd. In hoger beroep heeft [betrokkene 2] deze verklaring op 21 januari 2010 tegenover de rechter-commissaris herhaald ("ik weet duizend procent zeker dat verdachte erbij was");
- [betrokkene 2] heeft bij laatstgenoemd verhoor uitdrukkelijk verklaard dat de door [slachtoffer 1] en [betrokkene 1] genoemde [betrokkene 5] in de bewuste nieuwjaarsnacht zeker niet aanwezig is geweest bij het gebeuren met [slachtoffer 1];
- [betrokkene 5] is op 21 januari 2010 door de politie gehoord. Hij verklaarde dat bij de bij de vechtpartij betrokkenen [betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 1] van school kende, maar dat zij niet tot zijn vriendengroep behoorden. [Betrokkene 5] verklaarde ook dat hij op de avond van de geweldpleging niet op de plaats was waar het geweld tegen [slachtoffer 1] is gepleegd;
- [betrokkene 4] heeft op 21 januari 2008 verklaard dat hij op de avond van de geweldpleging tegen [slachtoffer 1] in gezelschap van [betrokkene 3], [betrokkene 2] en verdachte naar een discotheek is gegaan;
- verdachte heeft in zijn eerste verhoor op 18 januari 2008 tegenover de politie verklaard dat hij niets weet van de geweldpleging tegen [slachtoffer 1] en op de avond en in de nacht van dit incident bij [betrokkene 7] verbleef. [Betrokkene 7] heeft echter op diezelfde dag tegenover de politie verklaard dat hij die avond bij een andere vriend verbleef en dat verdachte hem heeft gevraagd om - indien de politie er naar zou vragen - in strijd met de waarheid te verklaren dat verdachte met oud en nieuw bij hem was;
- getuige [getuige 1] heeft op 9 januari 2008 tegenover de politie een omschrijving van de tweede dader gegeven die overeenkomt met het signalement van verdachte. De getuige verklaart dat het ging om een Turk (verdachte is Marokkaans, maar heeft net als veel Turken een licht getinte huid) van 1.75 meter lang, ongeveer tussen de 18 en 22 jaar oud, enigszins lang zwart haar;
- zowel [betrokkene 1] als [slachtoffer 1] verklaren niet consistent over de tweede betrokkene bij de geweldpleging tegen [slachtoffer 1]. Zij wijzigden niet alleen de naam van de "tweede dader", maar ook allerlei details betreffende die persoon;
- [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij de politie ervan in kennis had gesteld dat [betrokkene 5] naast [betrokkene 2] als verdachte moest worden aangemerkt. Een verbalisant van het door [slachtoffer 1] genoemde politiebureau heeft echter geen melding van [slachtoffer 1] met die strekking terug kunnen vinden.
Gelet op voorgaande omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, hecht het hof geen geloof aan de wisselende en niet concludente verklaringen van [slachtoffer 1] en [betrokkene 1] die erop neer komen dat niet verdachte het geweld heeft gepleegd op 1 januari 2008 maar [betrokkene 5].
Het hof is dan ook van oordeel dat het wettig en overtuigend bewijs met betrekking tot feit 1 primair aanwezig is."
2.4. De middelen klagen dat een aantal van de in deze overwegingen genoemde omstandigheden, met name die zijn vermeld bij het achtste, het zevende en het zesde gedachtestreepje, niet uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt, althans dat het Hof niet voldoende nauwkeurig heeft aangeduid aan welk wettig bewijsmiddel die omstandigheden zijn ontleend.
2.5 Met zijn hiervoor weergegeven overwegingen heeft het Hof uiteengezet om welke redenen het geen geloof hecht aan de
- in zoverre van hun eerste verklaringen afwijkende - verklaringen van de aangever [slachtoffer 1] en diens vriendin [betrokkene 1] dat bij de in deze zaak bewezenverklaarde geweldpleging niet '[betrokkene 5]' maar '[betrokkene 5]' respectievelijk '[betrokkene 5]' als mededader betrokken was, en een op die gewijzigde verklaringen berustend bewijsverweer is verworpen.
2.6 Ten aanzien van feiten of omstandigheden die in een rechterlijke uitspraak worden vermeld als gronden voor het weerleggen van een verweer inzake de betrouwbaarheid van de ter beschikking staande bewijsmiddelen - en dus niet omdat zij voor de bewezenverklaring redengevend worden geacht - geldt niet de eis dat met voldoende mate van nauwkeurigheid dient te zijn vermeld aan welk wettig bewijsmiddel die feiten of omstandigheden zijn ontleend (vgl. HR 23 oktober 2007, LJN BA5858, NJ 2008/70). Daarop stuiten de middelen af.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en J. Wortel, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken op 12 juni 2012.