ECLI:NL:HR:2012:BX5587

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/01540
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep van Lemonie Beleggingen B.V. tegen de Ontvanger van de Belastingdienst Rivierenland en ABN AMRO Bank N.V.

In deze zaak heeft Lemonie Beleggingen B.V. cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Arnhem. Het hof had op 12 maart 2012 een uitspraak gedaan in een geschil dat begon met een vonnis van de rechtbank Arnhem op 27 januari 2012. De zaak betreft een belastingkwestie waarbij de Ontvanger van de Belastingdienst Rivierenland als verweerder optreedt, en ABN AMRO Bank N.V. niet verschenen is in de procedure. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld op 5 oktober 2012, waarbij de advocaat-generaal L. Timmerman heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat de Hoge Raad niet verplicht is om nadere motivering te geven als de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad wijst erop dat de wet van 15 maart 2012, die de versterking van de cassatierechtspraak beoogt, niet uitsluit dat de Hoge Raad in cassatieberoepen die door een meervoudige kamer van vijf leden worden behandeld, toepassing geeft aan de bestaande werkwijze. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het cassatieberoep van Lemonie Beleggingen B.V. en bevestigt daarmee het arrest van het hof.

Uitspraak

5 oktober 2012
Eerste Kamer
12/01540
DV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
LEMONIE BELEGGINGEN B.V.,
gevestigd te Arnhem,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. H.H.M. Meijroos,
t e g e n
1. ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST RIVIERENLAND,
gevestigd te Arnhem,
advocaat: mr. J.W.H. van Wijk,
2. ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
niet verschenen,
VERWEERDERS in cassatie.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Lemonie Beleggingen, de Ontvanger en ABN AMRO.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 12/95 F van de rechtbank Arnhem van 27 januari 2012;
b. het arrest in de zaak 200.101.457 van het gerechtshof te Arnhem van 12 maart 2012.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft Lemonie Beleggingen beroep in cassatie ingesteld. Het cassatie-rekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Ontvanger heeft verzocht het beroep te verwerpen.
ABN AMRO heeft geen verweerschrift ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Opgemerkt wordt dat art. 81 lid 2 RO, dat is ingevoerd bij Wet van 15 maart 2012, Stb. 116 (Wet versterking cassatierechtspraak) en in werking is getreden op 1 juli 2012, weliswaar bepaalt dat het cassatieberoep wordt behandeld en beslist door drie leden van een meervoudige kamer, maar dat deze bepaling blijkens de wetsgeschiedenis (Kamerstukken II 2010-2011, 32 576, nr. 6, p. 6 en nr. 7, p. 2) slechts de bestaande werkwijze van de Hoge Raad beoogt te formaliseren en dus niet uitsluit dat de Hoge Raad in een cassatieberoep dat wordt behandeld en beslist door een meervoudige kamer van vijf leden, toepassing geeft aan het bepaalde in art. 81 lid 1 RO.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren J.C. van Oven, C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp en M.A. Loth, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president F.B. Bakels op 5 oktober 2012.