ECLI:NL:HR:2012:BY1382

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/00502
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over bewijs en bewijslastverdeling in een overeenkomst van geldlening

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 oktober 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser] tegen [verweerder]. De zaak betreft een overeenkomst van geldlening en de daarbij behorende bewijs- en bewijslastverdeling. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken van de rechtbank 's-Gravenhage en het gerechtshof te 's-Gravenhage, waaruit blijkt dat [eiser] in eerste instantie een vordering had ingesteld die door de lagere rechters was afgewezen. De Hoge Raad heeft de cassatiedagvaarding, die aan het arrest is gehecht, in overweging genomen. De advocaat-generaal F.F. Langemeijer heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, wat de Hoge Raad heeft overgenomen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten die in de cassatie zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, wat inhoudt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft [eiser] bovendien veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerder] op nihil zijn begroot. De uitspraak is openbaar gedaan door raadsheer J.C. van Oven.

Uitspraak

26 oktober 2012
Eerste Kamer
12/00502
EE/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. E.J.W.F. Deen,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats], Pakistan,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 318350/HA ZA 08-2891 van de rechtbank 's-Gravenhage van 14 oktober 2009;
b. het arrest in de zaak 200.058.999/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 4 oktober 2011.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en M.A. Loth, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 26 oktober 2012.