ECLI:NL:HR:2013:1568

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 december 2013
Publicatiedatum
3 december 2013
Zaaknummer
12/00436
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van strafvordering bij schending van beroepsgeheim en niet-ambtelijke omkoping

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, waarbij de verdachte is veroordeeld voor schending van een beroepsgeheim en niet-ambtelijke omkoping. De feiten zijn gepleegd in de maanden september, oktober en november 2001. Het Hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De Hoge Raad heeft ambtshalve verjaring geconstateerd met betrekking tot beide feiten. Dit betekent dat het recht tot strafvordering wegens verjaring is vervallen, aangezien de verjaringstermijn in dit geval ten hoogste twee maal zes jaren bedraagt. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en verklaart de Officier van Justitie niet-ontvankelijk in de vervolging. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 3 december 2013, waarbij de middelen van de verdachte geen bespreking behoeven.

Uitspraak

3 december 2013
Strafkamer
nr. S 12/00436
LBS/CB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 22 december 2011, nummer 23/001881-04, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. B.P. de Boer en mr. T. de Bont, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor zover het de opgelegde straf betreft en tot verlaging daarvan, met verwerping van het beroep voor het overige.

2 Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak

2.1.
Bij inleidende dagvaarding is aan de verdachte - zakelijk weergegeven en voor zover in cassatie van belang - tenlastegelegd:
2. schending van een beroepsgeheim, gepleegd in of omstreeks de maanden september, oktober en november 2001;
3. niet-ambtelijke omkoping, gepleegd in of omstreeks de maanden september, oktober en november 2001.
2.2.
Het Hof heeft het tenlastegelegde bewezenverklaard met dien verstande dat de feiten zijn begaan op tijdstippen in de periode van september en oktober 2001, en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
2.3.
Het hiervoor vermelde feit 2 is bij art. 272 Sr strafbaar gesteld als misdrijf waarop een gevangenisstraf van ten hoogste een jaar is gesteld. Het hiervoor vermelde feit 3 is bij art. 328ter Sr strafbaar gesteld als misdrijf waarop een gevangenisstraf van ten hoogte twee jaren is gesteld.
2.4.
Op grond van art. 70, eerste lid aanhef en onder 2º, in verbinding met art. 72, tweede lid, Sr beloopt de verjaringstermijn in het onderhavige geval ten hoogste twee maal zes jaren. Wat betreft deze feiten is derhalve het recht tot strafvordering wegens verjaring vervallen.
2.5.
De Hoge Raad zal, met vernietiging van de bestreden uitspraak, de Officier van Justitie alsnog niet-ontvankelijk verklaren in de vervolging.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, behoudens voor zover daarbij het vonnis van de Rechtbank is vernietigd;
verklaart de Officier van Justitie alsnog niet-ontvankelijk in de vervolging.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
3 december 2013.