Uitspraak
mr. R.T. Wiegerink,
gevestigd te Well, gemeente Bergen,
1.Het geding in feitelijke instantie
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
4 oktober 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 oktober 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Staat der Nederlanden tegen de Rooms Katholieke Kerk van den Heiligen Vitus. De zaak betreft een onteigening ten behoeve van de aanleg van de Hoogwatergeul Well-Aijen in de gemeente Bergen, waarbij twee perceelsgedeelten die eigendom waren van de Kerk ter onteigening waren aangewezen. De onteigening vond plaats op basis van zowel titel IIa als titel IIc van de Onteigeningswet, waarbij de Staat een schadeloosstelling van € 166.650,-- aan de Kerk verschuldigd was, vastgesteld door de rechtbank Roermond.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de toepassing van de residuele methode voor waardebepaling van het onteigende grondgebied besproken. De rechtbank had deze methode gehanteerd, maar de Staat betoogde dat deze methode alleen kan worden toegepast op basis van de exploitatiegegevens van het specifieke project waarvoor onteigend wordt. De Hoge Raad oordeelde echter dat het de onteigeningsrechter vrijstaat om de meest geschikte waarderingsmethode te kiezen en dat het gebruik van gegevens van vergelijkbare projecten is toegestaan wanneer er geen exploitatiebegroting voor het onteigende project beschikbaar is.
De Hoge Raad heeft het beroep van de Staat verworpen en geoordeeld dat de rechtbank terecht gebruik heeft gemaakt van de vergelijkingsmethode en de residuele methode in combinatie. De beslissing van de Hoge Raad bevestigt de ruimte die rechters hebben bij het bepalen van de waarde van onteigend onroerend goed en de mogelijkheid om aansluiting te zoeken bij exploitatiegegevens van vergelijkbare projecten. De kosten van het geding in cassatie zijn voor rekening van de Staat, die in dit geval in het ongelijk is gesteld.