ECLI:NL:HR:2013:BZ0245

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 februari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/02152
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot benoeming van een bijzondere curator in het familierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 februari 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de dochter van de moeder, die verzocht om de benoeming van een bijzondere curator op de voet van artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek. De dochter, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.J.G. Schroeder, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage. De moeder en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die als verweerders in cassatie zijn aangeduid, zijn niet verschenen in deze procedure. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de kinderrechter te Rotterdam, gedateerd 2 mei 2011 en 10 november 2011, en naar de beschikking van het hof van 15 februari 2012, die aan de huidige beschikking is gehecht. De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer was om het beroep te verwerpen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel behoeft, gezien artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep dan ook verworpen.

Uitspraak

1 februari 2013
Eerste Kamer
12/02152
DV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De dochter],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. M.J.G. Schroeder,
t e g e n
1. [De moeder],
wonende te [woonplaats],
2. WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING EN JEUGDRECLASSERING,
gevestigd te Diemen,
VERWEERSTERS in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de dochter, de moeder en de Stichting.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 375524/JE RK 11-843 van de kinderrechter te Rotterdam van 2 mei 2011;
b. de beschikking in de zaak 386354/JE RK 11-2541 van de kinderrechter te Rotterdam van 10 november 2011;
c. de beschikking in de zaak 200.097.701/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 15 februari 2012.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de dochter beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De moeder en de Stichting hebben geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, M.A. Loth en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 1 februari 2013.