ECLI:NL:HR:2013:BZ0521

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 maart 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/05347
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het cassatieberoep wegens niet voldoen aan de eisen van het verzoekschrift

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 maart 2013 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van verzoekster, die in eerste instantie een verzoek tot schuldsanering had ingediend. Het verzoek tot cassatie was ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 13 november 2012 was gewezen. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere uitspraken van de rechtbank 's-Gravenhage en het gerechtshof, waarbij het hof het beroep van verzoekster had afgewezen. De Procureur-Generaal heeft in zijn standpunt aangegeven dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard dient te worden op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd, niet voldoen aan de eisen die gesteld worden in artikel 407, lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Dit komt doordat in het verzoekschrift geen verwijzingen zijn opgenomen naar de relevante stukken van het geding in de feitelijke instanties, waardoor de klachten niet in behandeling kunnen worden genomen. Gezien deze tekortkomingen heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren, en dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth.

Uitspraak

1 maart 2013
Eerste Kamer
12/05347
TT/TJ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoekster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. R.S. van der Beek.
Verzoekster zal hierna ook worden aangeduid als [verzoekster].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 414674/FT RK 12-609 van de rechtbank 's-Gravenhage van 18 juni 2012;
b. het arrest in de zaak 200.108.705/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 13 november 2012.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot het niet-ontvankelijk verklaren van het cassatieberoep op de voet van art. 80a RO.
3. Beoordeling van het middel
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is reeds het geval omdat in het verzoekschrift tot cassatie een vermelding ontbreekt van de vindplaatsen in de stukken van het geding in de feitelijke instanties van de ter toelichting van de klachten aangevoerde stellingen, zodat de klachten niet voldoen aan de daaraan op grond van art. 407 lid 2 Rv te stellen eisen.
De Hoge Raad zal daarom - gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal - het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren C.E. Drion en A.H.T. Heisterkamp en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 1 maart 2013.