ECLI:NL:HR:2013:BZ2963
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 maart 2013 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van een verdachte, geboren in 1969, tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 18 november 2011. Het cassatieberoep was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.J. Wortelboer. De advocaat heeft een middel van cassatie voorgesteld, dat aan het arrest is gehecht. De Advocaat-Generaal Knigge heeft schriftelijk het standpunt ingenomen dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk kan worden verklaard op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten die door de verdachte zijn aangevoerd geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit is het geval omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, of omdat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Gezien deze overwegingen heeft de Hoge Raad besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
De uitspraak is gedaan door de vice-president W.A.M. van Schendel, als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en J. Wortel, in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg. Het arrest is uitgesproken op 5 maart 2013, waarbij de Hoge Raad de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie heeft beoordeeld en uiteindelijk heeft besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.