ECLI:NL:HR:2013:BZ8362

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juli 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12/02493
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over opschorting van betalingsverplichtingen in verbintenissenrechtelijke context

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de vennootschap Chamtor S.A. en de vennootschappen Carboply B.V. en Basic Supply Group B.V. Chamtor, gevestigd in Frankrijk, heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof, dat de bevoegdheid van Carboply om zijn betalingsverplichting in verband met de levering van 'Carboply' op te schorten, had afgewezen. De Hoge Raad heeft de relevante feiten en het procesverloop in de feitelijke instanties samengevat, waarbij verwezen wordt naar eerdere vonnissen en arresten die aan deze zaak ten grondslag liggen.

De Hoge Raad heeft de klachten van Chamtor in het principale beroep verworpen, omdat deze niet konden leiden tot cassatie. De klachten waren niet van dien aard dat zij nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. In het incidentele beroep heeft de Hoge Raad ook de klachten van Carboply en Basic Supply Group verworpen, waarbij het hof niet had miskend dat er voldoende samenhang bestond tussen de leveringen van Proply en Carboply, zoals bedoeld in artikel 6:52 BW.

De Hoge Raad heeft in zijn beslissing Chamtor veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, en ook Carboply en Basic Supply Group in de kosten van het incidentele beroep. De uitspraak benadrukt de noodzaak van voldoende samenhang in verbintenissenrechtelijke contexten en bevestigt de eerdere oordelen van de lagere rechters.

Uitspraak

12 juli 2013
Eerste Kamer
nr. 12/02493
RM/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
de vennootschap naar Frans recht CHAMTOR S.A.,
gevestigd te Bazancourt, Frankrijk,
EISERES tot cassatie, VERWEERSTER in het incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. J.P. Heering,
t e g e n
1. CARBOPLY B.V.,
gevestigd te Emmen,
2. BASIC SUPPLY GROUP B.V.,
gevestigd te Emmen,
VERWEERSTERS in cassatie, EISERESSEN in het incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. Chr.F. Kroes.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Chamtor, CBV en BSG.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
het vonnis in de zaak 264597/HA ZA 06-1455 en de zaak 254374/HA ZA 05-3660 van de rechtbank ’s-Gravenhage van 13 september 2006 en 29 oktober 2008;
het arrest in de zaak 200.028.312/01 en de zaak 200.031.038/01 van het gerechtshof te ’s-Gravenhage van 31 januari 2012.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft Chamtor beroep in cassatie ingesteld. CBV en BSG hebben incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het principaal cassatieberoep en, wat betreft het incidenteel cassatieberoep, tot vernietiging van het bestreden arrest van het hof voor zover het hof daarin de bevoegdheid van CBV om zijn betalingsverplichting in verband met door Chamtor aan haar geleverde ‘Carboply’ op te schorten afwijst en voorts beslissingen neemt, die op deze afwijzing voortbouwen.
De advocaat van Chamtor heeft bij brief van 2 mei 2013 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beoordeling van het middel in het incidentele beroep

4.1
De onderdelen a(i), b en c bestrijden de verwerping door het hof van het betoog van CBV dat het tekortschieten door Chamtor in haar verplichting tot levering van Proply aan CBV het recht gaf de betaling van de facturen ter zake van de levering van Carboply op te schorten (rov. 34). Volgens de onderdelen heeft het hof miskend dat tussen de levering van Proply en de levering van Carboply voldoende samenhang bestond als bedoeld in art. 6:52 BW.
4.2
Het oordeel van het hof in rov. 34 is verweven met waarderingen van feitelijke aard en geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting met betrekking tot het vereiste van voldoende samenhang als bedoeld in art. 6:52 lid 1 en lid 2 BW. Voorts is dit oordeel voldoende gemotiveerd. Daarop stuiten de klachten van de onderdelen a(i), b en c af.
4.3
De klachten van de onderdelen a(ii), d en e kunnen evenmin tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
in het principale beroep:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Chamtor in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van CBV en BSG begroot op € 6.118,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris;
in het incidentele beroep:
verwerpt het beroep;
veroordeelt CBV en BSG in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Chamtor begroot op € 68,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp. C.E. Drion, G. Snijders en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op
12 juli 2013.