ECLI:NL:HR:2013:BZ9956
Hoge Raad
- Cassatie
- F.B. Bakels
- A.H.T. Heisterkamp
- C.E. Drion
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot vaststelling van Nederlanderschap en niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep
In deze zaak gaat het om een verzoek tot vaststelling van het Nederlanderschap op basis van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN). De verzoeker, wonende te [woonplaats], heeft cassatie ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 13 december 2012, waarin het verzoek om naturalisatie werd afgewezen. De Hoge Raad verwijst naar de beschikking van de rechtbank, die aan de huidige beschikking is gehecht. De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, heeft geen verweerschrift ingediend in deze cassatieprocedure.
De Procureur-Generaal heeft het standpunt ingenomen dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard moet worden op grond van artikel 80a lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van de verzoeker geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, omdat de verzoeker klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep. Dit kan ook het gevolg zijn van het feit dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden, zoals aangegeven door de Procureur-Generaal.
Op 14 juni 2013 heeft de Hoge Raad, onder leiding van vice-president F.B. Bakels en met de raadsheren A.H.T. Heisterkamp, C.E. Drion en M.A. Loth, besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en de beschikking is daarmee definitief. De partijen worden aangeduid als verzoeker en de Staat, waarbij de verzoeker geen verdere stappen heeft ondernomen na de uitspraak van de Hoge Raad.