ECLI:NL:HR:2013:BZ9956

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
13/01132
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vaststelling van Nederlanderschap en niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep

In deze zaak gaat het om een verzoek tot vaststelling van het Nederlanderschap op basis van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN). De verzoeker, wonende te [woonplaats], heeft cassatie ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 13 december 2012, waarin het verzoek om naturalisatie werd afgewezen. De Hoge Raad verwijst naar de beschikking van de rechtbank, die aan de huidige beschikking is gehecht. De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, heeft geen verweerschrift ingediend in deze cassatieprocedure.

De Procureur-Generaal heeft het standpunt ingenomen dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard moet worden op grond van artikel 80a lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van de verzoeker geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, omdat de verzoeker klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep. Dit kan ook het gevolg zijn van het feit dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden, zoals aangegeven door de Procureur-Generaal.

Op 14 juni 2013 heeft de Hoge Raad, onder leiding van vice-president F.B. Bakels en met de raadsheren A.H.T. Heisterkamp, C.E. Drion en M.A. Loth, besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en de beschikking is daarmee definitief. De partijen worden aangeduid als verzoeker en de Staat, waarbij de verzoeker geen verdere stappen heeft ondernomen na de uitspraak van de Hoge Raad.

Uitspraak

14 juni 2013
Eerste Kamer
13/01132
RM/TJ
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. C.A. Lucardie,
t e g e n
DE STAAT DER NEDERLANDEN (MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES, IMMIGRATIE- EN NATURALISATIEDIENST),
zetelende te 's-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] en de Staat.
1. Het geding in feitelijke instantie
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak 408501/HA RK 11-742 van de rechtbank 's-Gravenhage van 13 december 2012.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat heeft geen verweerschrift ingediend.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot het niet-ontvankelijk verklaren van het cassatieberoep op de voet van art. 80a RO.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 3).
De Hoge Raad zal daarom - gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal - het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 14 juni 2013.