ECLI:NL:HR:2013:CA3293

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
11/03077
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring verdachte in hoger beroep en rechtsmiddelen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 juni 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, die zich voordeed als [A], had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Haarlem, waarin hij was veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden. Het Hof had de verdachte echter niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep, omdat de raadsvrouw van de verdachte bij het instellen van het hoger beroep valse personalia had opgegeven. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en oordeelt dat in dit geval het hoger beroep niet was ingesteld tegen een vonnis waarin de verdachte op andere wijze dan bij naam was aangeduid. De Hoge Raad concludeert dat de enkele omstandigheid dat het Hof niet beschikte over aanwijzingen dat de opgegeven personalia onjuist waren, niet zonder meer leidt tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam voor een nieuwe behandeling.

Uitspraak

18 juni 2013
Strafkamer
nr. S 11/03077
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 23 juni 2011, nummer 23/006311-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986, alias [A], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof dan wel verwijzing naar een ander hof, teneinde opnieuw recht te doen op basis van het bestaande beroep.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof de verdachte ten onrechte, althans op ontoereikende gronden, in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2.2. De Politierechter in de Rechtbank Haarlem heeft de verdachte bij vonnis van 18 augustus 2009 - gesteld ten name van een persoon zich noemende [A], geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] - ter zake van het misdrijf van art. 231 Sr veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden.
2.3. Het Hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het tegen dit vonnis ingestelde hoger beroep. Het Hof heeft daartoe het volgende overwogen:
"De raadsvrouw van de verdachte in eerste aanleg heeft op 25 augustus 2009 namens de verdachte [A], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985, hoger beroep ingesteld tegen het op 18 augustus 2009 tegen de verdachte [A] voormeld gewezen vonnis.
Ter terechtzitting in hoger beroep van 9 juni heeft de verschenen verdachte opgegeven te zijn [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986. De verdachte heeft verklaard dat hij als verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg bij de behandeling van de strafzaak aanwezig is geweest.
Het hof beschikt niet over aanwijzingen dat de door de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep opgegeven personalia onjuist zijn.
De wet bepaalt op welke wijze en binnen welke termijn een openstaand rechtsmiddel dient te worden aangewend. Die bepalingen zijn van openbare orde. Het hoger beroep is door de raadsvrouw namens de verdachte binnen de wettelijke termijn ingesteld, doch dit is geschied onder opgave van valse personalia.
De verdachte dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn hoger beroep.
Daaraan doet niet af dat na het verstrijken van het voor het instellen van hoger beroep gestelde termijn de verdachte alsnog zijn identiteit ter terechtzitting in hoger beroep bekend heeft gemaakt.
Evenmin kan de omstandigheid dat tijdens de termijn voor het instellen van hoger beroep de identiteit van de verdachte kennelijk niet bekend was bij de verdediging, noch de omstandigheid dat het in stand blijven van het veroordelend vonnis in eerste aanleg negatieve gevolgen kan hebben voor de procedure met betrekking tot de door verdachte indiende aanvraag tot asiel, tot een ander oordeel leiden.
Het vorenstaande heeft tot gevolg dat niet wordt ingegaan op hetgeen overigens ter zitting namens verdachte is aangevoerd met betrekking tot zijn zaak."
2.4. Vooropgesteld moet worden dat uit de art. 449-452 Sv, welke bepalingen de wijze regelen waarop rechtsmiddelen dienen te worden aangewend, moet worden afgeleid dat een verdachte te wiens laste een rechterlijke beslissing is gewezen waarin hij op andere wijze dan bij name is aangeduid, geen rechtsmiddel tegen een einduitspraak kan aanwenden anders dan onder bekendmaking van zijn persoonsgegevens. Het spreekt vanzelf dat in zodanig geval die gegevens de ware persoonsgegevens behoren te betreffen (vlg. HR 13 maart 2007, LJN AZ6694, NJ 2007/170).
2.5. Anders dan het Hof kennelijk heeft geoordeeld, doet dit geval zich hier niet voor nu het hoger beroep niet is ingesteld tegen een vonnis waarin de verdachte op andere wijze dan bij name is aangeduid. In aanmerking genomen voorts dat namens [A] hoger beroep is ingesteld tegen het vonnis dat is gewezen ten laste van een persoon zich noemende [A], en dat de ter terechtzitting in hoger beroep verschenen verdachte aldaar heeft verklaard dat - naar de Hoge Raad begrijpt - hij degene is ten wiens laste het vonnis is gewezen, leidt de enkele omstandigheid dat het Hof niet beschikte over aanwijzingen dat de personalia die de verdachte in hoger beroep, verklarende te zijn genaamd [verdachte], heeft opgegeven, onjuist zijn, niet zonder meer tot de niet-ontvankelijkheid van het ingestelde beroep.
2.6. Het middel is gegrond.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 18 juni 2013.