ECLI:NL:HR:2014:1072

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 mei 2014
Publicatiedatum
1 mei 2014
Zaaknummer
13/05736
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag inzake belastingaanslagen

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 16 oktober 2013. De zaak betreft de belastingaanslagen die aan belanghebbende zijn opgelegd voor de jaren 2001 tot en met 2003, met betrekking tot de inkomstenbelasting, premie volksverzekeringen, premie Ziekenfondswet en premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen. Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van de Rechtbank te ’s-Gravenhage, die eerder over deze aanslagen had geoordeeld.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie beoordeeld en vastgesteld dat het voorgestelde middel niet kan leiden tot cassatie. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat een middel niet tot cassatie kan leiden als het geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft geen nadere motivering van dit oordeel gegeven.

Daarnaast heeft de Hoge Raad overwogen dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad is op 2 mei 2014 openbaar uitgesproken, waarbij de raadsheer C. Schaap als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld. De waarnemend griffier F. Treuren was ook aanwezig tijdens de uitspraak.

Uitspraak

2 mei 2014
Nr. 13/05736
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 16 oktober 2013, nrs. BK-12/00672 t/m BK-12/00676, op de hoger beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken van de Rechtbank te ’s-Gravenhage (nrs. AWB 10/1135, AWB 10/1136, AWB 10/1137, AWB 10/1139 en AWB 10/1140) betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2001 tot en met 2003 opgelegde aanslagn in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, in de premie Ziekenfondswet en in de premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2014.