ECLI:NL:HR:2014:1095

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 mei 2014
Publicatiedatum
13 mei 2014
Zaaknummer
12/04703
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring verdachte in hoger beroep en vereisten schriftelijke volmacht

In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het hoger beroep. De Hoge Raad heeft op 13 mei 2014 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 27 september 2012. De verdachte was niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroep niet was ingesteld volgens de vereisten zoals geformuleerd in eerdere arresten van de Hoge Raad. De advocaat van de verdachte had een schriftelijke volmacht aan een griffiemedewerker verstrekt om hoger beroep in te stellen, maar het Hof oordeelde dat deze volmacht niet voldeed aan de wettelijke eisen.

De Hoge Raad herhaalt in zijn overwegingen de relevante eisen waaraan een schriftelijke volmacht moet voldoen, zoals de verklaring van de advocaat dat hij door de verdachte is gevolmachtigd en dat de verdachte instemt met de ontvangst van de oproeping voor de terechtzitting. De Hoge Raad oordeelt dat, hoewel de volmacht onvolkomen was, er voldoende grond was om aan te nemen dat de wens van de verdachte om hoger beroep in te stellen ten grondslag lag aan de volmacht. Dit werd ondersteund door het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep, waaruit bleek dat een gemachtigde raadsman van de verdachte aanwezig was.

De Hoge Raad concludeert dat het Hof ten onrechte de niet-ontvankelijkheid heeft uitgesproken, omdat de aanwezigheid van de gemachtigde raadsman de tekortkomingen in de volmacht kon dekken. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling.

Uitspraak

13 mei 2014
Strafkamer
nr. S 12/04703
AGE/DAZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 27 september 2012, nummer 22/005886-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.L.M. van der Voet, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak zodat deze op het bestaande hoger beroep opnieuw kan worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel komt op tegen de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het hoger beroep.
2.2.
Het Hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep op de grond dat - kort gezegd - het beroep niet is ingesteld op de wijze als bedoeld in HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ7810, NJ 2010/102.
2.3.
In voormeld arrest zijn eisen geformuleerd waaraan een schriftelijke volmacht van een advocaat aan een griffiemedewerker om hoger beroep in te stellen dient te voldoen. Zo moet die volmacht inhouden:
(i) de verklaring van de advocaat dat hij door de verdachte bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van hoger beroep (art. 450, eerste lid sub a, Sv);
(ii) de verklaring van de advocaat dat de verdachte instemt met het door de medewerker ter griffie aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep (art. 450, derde lid, Sv);
(iii) het adres dat door de verdachte is opgegeven voor de toezending van het afschrift van de appeldagvaarding (art. 450, derde lid, Sv).
Die eisen dienen te worden bezien tegen de achtergrond van de aanscherping van de wettelijke regeling voor het instellen van hoger beroep. Die aanscherping had tot doel problemen met betrekking tot de betekening van appeldagvaardingen te voorkomen althans te verminderen. Gelet op deze ratio van de eisen waaraan een door een advocaat verstrekte volmacht moet voldoen, is in zaken waarin ter terechtzitting in hoger beroep noch de verdachte noch een door hem op de voet van art. 279 Sv gemachtigde raadsman is verschenen, daarom in de regel het door een advocaat door middel van een schriftelijke volmacht aan een griffiemedewerker ingestelde beroep niet-ontvankelijk indien die volmacht niet aan alle voormelde voorwaarden voldoet.
Gelet op diezelfde ratio bestaat evenwel onvoldoende grond voor de niet-ontvankelijkverklaring van het appel op de grond dat de volmacht niet voldoet aan de hiervoor onder (i) genoemde voorwaarde ingeval ter terechtzitting in hoger beroep wel de verdachte of een door hem op de voet van art. 279 Sv gemachtigde raadsman is verschenen en deze aldaar - zonodig daarnaar uitdrukkelijk gevraagd - heeft verklaard dat aan de verlening van de (onvolkomen) volmacht de wens van de verdachte ten grondslag lag om (op rechtsgeldige wijze) hoger beroep te doen instellen, zodat dat verzuim voor gedekt kan worden gehouden (vgl. HR 20 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV6999, NJ 2012/426), en evenmin op de grond dat de volmacht niet voldoet aan de onder (ii) en (iii) vermelde voorwaarden ingeval de verdachte dan wel een op de voet van art. 279 Sv gemachtigde raadsman ter terechtzitting in hoger beroep is verschenen, aangezien het belang dat met die voorwaarden is gediend, in zo een geval niet is geschaad, zodat het verzuim voor gedekt kan worden gehouden (vgl. HR 22 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY8357, NJ 2013/75).
2.4.
Het middel klaagt terecht dat het Hof het voorgaande heeft miskend, nu uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep blijkt dat een door de verdachte op de voet van art. 279 Sv gemachtigde raadsvrouwe op die terechtzitting is verschenen en het aldaar verhandelde bezwaarlijk anders kan worden verstaan dan dat aan de verlening van de (onvolkomen) volmacht de wens van de verdachte ten grondslag lag om (op rechtsgeldige wijze) hoger beroep te doen instellen.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
13 mei 2014.