In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het hoger beroep. De verdachte had hoger beroep ingesteld via een advocaat, die een bijzondere schriftelijke volmacht had verleend aan een griffiemedewerker. De Hoge Raad herhaalt de relevante overwegingen uit eerdere arresten over de eisen die aan een dergelijke volmacht worden gesteld. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de volmacht niet voldeed aan de gestelde eisen, omdat uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep blijkt dat zowel de verdachte als zijn raadsman aanwezig waren. Dit betekent dat de wens van de verdachte om hoger beroep in te stellen, ondanks de onvolkomenheden in de volmacht, kan worden aangenomen. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam voor een nieuwe behandeling.
De zaak betreft een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 21 maart 2012. De advocaat van de verdachte, mr. P.H.L.M. Souren, heeft een middel van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Gerechtshof. De Hoge Raad heeft de argumenten van de verdachte in overweging genomen en vastgesteld dat de niet-ontvankelijkverklaring door het Hof niet terecht was. De Hoge Raad benadrukt dat de eisen voor een schriftelijke volmacht niet zo strikt moeten worden geïnterpreteerd als er sprake is van een daadwerkelijke aanwezigheid van de verdachte of zijn gemachtigde tijdens de terechtzitting in hoger beroep. Dit arrest is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de voorwaarden voor het instellen van hoger beroep verduidelijkt en de bescherming van de rechten van de verdachte waarborgt.