Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
18 februari 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, gedateerd 7 november 2012, met nummer 23/002378-09. De verdachte, geboren in 1947, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaten, mr. S.R. Bordewijk en mr. A.A. Franken. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft op 18 februari 2014 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het middel van cassatie niet tot cassatie kon leiden. Dit werd onderbouwd met de overweging dat het middel geen nadere motivering behoeft, aangezien het niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, en het arrest is gewezen door vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in aanwezigheid van waarnemend griffier E. Schnetz. De uitspraak is gedaan ter openbare terechtzitting.