Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
8 april 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, gedateerd 27 juli 2012, met nummer 24/000706-12. De verdachte, geboren in 1989, heeft zijn beroep in cassatie laten indienen door zijn advocaat, mr. J. Boksem, te Leeuwarden. In de schriftuur die aan het arrest is gehecht, is een middel van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, wat inhoudt dat hij van mening is dat het cassatieberoep niet kan slagen.
De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat een middel niet behoeft te worden gemotiveerd als het niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad van mening is dat de aangevoerde gronden niet voldoende zijn om het beroep te honoreren.
Op 8 april 2014 heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Het arrest is gewezen door de raadsheer J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink. De uitspraak vond plaats ter openbare terechtzitting, waarbij de griffier S.P. Bakker aanwezig was. Dit arrest bevestigt de beslissing van het Gerechtshof en houdt in dat de eerdere uitspraak in stand blijft.