ECLI:NL:HR:2015:11

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 januari 2015
Publicatiedatum
6 januari 2015
Zaaknummer
13/00291
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep wegens het niet tijdig indienen van middelen van cassatie

Op 6 januari 2015 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak met nummer 13/00291. De zaak betreft een beroep in cassatie door een verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, gedateerd 26 november 2012. De verdachte, geboren in 1989, heeft geen middelen van cassatie ingediend binnen de wettelijk gestelde termijn. De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de verdachte niet tijdig door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft ingediend, waardoor niet is voldaan aan het voorschrift van artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor kan de verdachte niet in het beroep worden ontvangen. De Hoge Raad heeft de verdachte dan ook niet-ontvankelijk verklaard in het cassatieberoep. Deze uitspraak is gedaan in het openbaar, waarbij de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, en in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart.

Uitspraak

6 januari 2015
Strafkamer
nr. 13/00291
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 26 november 2012, nummer 20/001857-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
6 januari 2015.